Bij voegsel aan HET YPERSCHE VOLK van Zaterdag^jj_Juli_1913 i 11 Juli 1302 J Plechtige Inhaling van den Weled, Heer Cotteau de Patin fPEQ&flBBOHDISSEjnEKI s V r POPERINGHE Het Ypersche Volk als Burgemeester van Langemarck OVER SYNDICALE BEWEGING f f Leest en Verspreidt II LL Sc. U Verleden jaar heeft gansch Vlaamsch Belgit 'ene ongeëvenaarde hulde gebracht aan den booten Conscience, omdat hij de man is, 'lie door sommige zijner werken, den in slaap gevallenstamtiots der Vlamingen weder heeft wakker geschud. Nu dat men, geheel Vlaan deren door, de krachtvolle uitingen gewaar wordt van den gemeenschappelijken wil naar volksberwording, nu meer dan ooit dienen wij 'te herdenken het geschiedkundig feit dat door Conscience als onderwerp van zijn Leeuw van Vlaanderengekozen werd. Dat geschiedkundig feit, dat voor ons, Vla mingen, is wat de kamp van 1813 voor Duitschland geweest is, te weten dc leven dige bronader van onze herwording, moet worden herdacht en gevierd. Dit herdenken moest steeds voor ons een heftige spoorslag zijn om onverdroten de edelmoedige taak voort te zetten en ons Vlaamsche volk weder te maken, wat het was in vroegere eeuwen. In dc laatste jaren heeft de geschiedenis grooten vooruitgang gemaakt. Bekwame en diep-ingestudeerde geleerden hebben duidelijk bewezen dat de strijd van 1302 een soort klassenstrijd was. Weliswaar begreep men toen dien strijd niet als lieden ten dage. Men streed dan hardnekkig om in de steden meer politieke gelijkheid tc doen heerschen, cn niet, zooals nu, om ecne rechtveerdiger ver- deeling der ^goederen te bekomen. Die klassenstrijd was niet toe te schrijven aan de dwingelandij van het patriciaat, maar eerst en vooral aan 'de volksmassa zelf, die hooger op wilde op alle gebied. Het volk, gèdurende de 12e en 13e eeuwen, had zich langzamerhand op sociaal gebied ontwikkeld. Trapsgewijze, onder den drang der omstandig heden, had dit volk Zich vereenigd en zich georganiseerd. Uit die organisatie was de macht geboren. Die macht miek het volk bewust van zijne rechten, en van die bewust heid zijner rechten was er iilaar één stap meer te zetten om den strijd tot het verove ren dier rechten aan te vatten. Het volk, rond 1302, wilde niet meer dat liet bestuur der steden, waarvan het het tal rijkste en wellicht het gewichtigste deel uit- miek, enkel en alleen in de. handen eener geringe minderheid berustte, d. w. z. het patriciaat. Dit laatste verdedigde zijne stellin gen en klampte zich aan zijne voorrechten vast Vandaar de bloedige strijd die onweder- roepelijk moest losbarsten. Het patriciaat was tecncmaal Onmachtig om alleen zegevierend hoofd te bieden aan dc altijd meer en meer opbruisende, massa. Daarom zocht het steun en hulp bij hem, die maar naar eene gelegenheid uitzag, om handelend in Vlaanderen op te treden, en dio heerlijke streek aan de Fransche kroon als provincie tc onderwerpen. Die man was Philips de Schoone, toenmalige koning van Frankrijk. Die sluwe en verstandige vorst koesterde den grootschen droom het oude Gallië te herstellen, van aan dc grenzen van Spanje en de Middellandsche Zee al onder, tot aan den P.hijh al boven. Vlaanderen was liet eerste en voornaamste leengoed der Fraiischc kroon en stak steeds de begeerige oogen van het Fransche hof uit. To dien tijde ook hadden wetgeleerden het oude Romeinsche recht ontgraven, 'dat de alleenheerschappij, het absolutisme verrecht- veerdigde. Philip de Schoone deelde die ge dachten en volgde trouw de raadgevingen van die juristen. Hij wilde één land maken, waar geen verschil van bestier zou bestaan, waar alle verscheidenheid van zeden èn ge dachten, van gebruiken en taal, alle persoon lijkheid cn eigen wil, langzamerhand In een zouden versmelten, waar eenieder een on meetbaar 'klein deeltje zou wezen van den Staat. Om daartoe te geraken, om het machtige en zelfstandige Frankrijk 'te vormen, moest hij Vlaanderen aan zijn graaf önttrekken en het bij de Fransche kroon als eene eenvou dige provincie inlijven. Doch dit ging zoo gemakkelijk niet Tal van machtige gemeen ten lagen in Vlaanderen, die juist met de tegenovergestelde gedachte dan de koning be zield waren. Die gemeenten verlangden naar meerdere vrijheid en breedere onafhankelijk heid. Philips cfe Schoone beraamde de middels die hij ging aanwenden om Vlaanderen te onderwerpen. Hij trachtte op alle mogelijke wijze inbreuk te maken in het bestuur van 't graafschap. Daartoe nam hij' al de klach ten aan die sommige Vlamingen tegen hunnen graaf uibrachten. Nu eens, naar de omstan digheden, koos hij Jde partij van het volk, dan de partij van het patriciaat. In 1302, Verd hem eindelijk het afdoende en sinds lang verbeide middel ter hand ge steld om opentlijk in Vlaanderen te Vallen. Het patriciaat, onbekwaam om alleen langeren weerstand te bieden aan de steeds klimmen de eischen der gilden en ambachten, zocht hulp bij den Koning van Frankrijk, die al ras een machtig leger te been bracht en naar Vlaanderen kwam afgezakt. 't Was te Kortrijk, op den Groeningher- kouter, dat de slag geleverd werd, "op den '11 Juli 1302. De Franschen ondergingen eene schrikkelijke neerlaag. Het puik der ridder schap sneuvelde onder de slagen der am bachtslieden. Vlaanderen was gered en voor altijd aan Frankrijk's klauwen onttrokken. Weinig veldslagen hebben op de geschiedenis en de ontwikkeling van een volk zulk een machtigen en duurzamen invloed uitgeoe fend weinig gebeurtenissen, na een tijdver loop van verscheidene eeuwen, zulke diep ingrijpende gevolgen gehad. Voorzeker heeft de heer Pirenne, professor aan de Gentsche Hoogeschool, dien invloed en die gevolgen het best begrepen en het duidelijkst uiteengezet. Wij kunnen niet nalaten hfer in te las- schen wat die vernuftige geleerde in zijne Geschiedenis van België heeft geboekt. Die aanhaling zal volstaan, hopen wij', om den mond te sluiten aan hen, die bekrompen genoeg zijn van geest, om allen invloed op nationaal gebied te ontzeggen aan den Gul den Sporenslag. Ziehier wat die geschied schrijver daarover verklaart De zegepraal van Kortrijk moet aanzien worden als de uitslag van den langen strijd tusschcn het patriciaat en de ambachten aan gegaan in onze steden sedert de 13e eeuw. Zij vindt haren uitleg voornamelijk in onze maatschappelijke geschiedenis. Maar zij heeft de gewichtigste politieke gevolgen gehad want 't is van haar dat de onafhankelijkheid van ons vaderland afstamt. Zonder twijfel zou de nederlaag van Vlaan deren welhaast geheel de Nederlanden onder dc Fransche overheersching gebracht hebben. Het keizerrijk, verzwakt, zoude niet beter I.o- tharingië tegen 'de afstammelingen van Gapet hebben kunnen verdedigen, dan het deze taak kon kwijten wegens Lothringen. Even met het begin der dertiende eeuw, heerschte de fransche invloed, zonder tegenspraak, op den rechter oever der Schelde. De bisschop pen van Intik, dc graven van Henegouwen, de hertogen van Brabant, waren clienten- ten van den koning van Frankrijk. Met het verdrijven der troepen van Robrecht van Artois, redde het vlaamsche werkvolk, zonder het te willen, met éénen slag, niet alleen Vlaanderen, maar ook Lotharingiën. De ram pen van den honderdjarigen oorlog beletten Frankrijk bij tijds den aanval te hernemen. Binst dat Frankrijk lastig streed legen den Engelschman, stichtte ons land zijne eenheid, en nam plaats onder de landen van Europa. Met één woord, de strijd van 1302 was, in den geest van hen die hem streden, een kamp om gelijkheid op politiek gebied te veroveren, nl. om deel te "nemen aan het bestuur der steden. Doch, door den drang der omstandigheden en inzonderheid onder den invloed der heerschzuchtige plannen van Phi lips de Schoone, die, van de innerlijke moei lijkheden wilde gebruik maken, om Vlaan deren bij' de kroon in te lijven, verloor die strijd ten decle zijn politieken aard, om een echt nationaal karakter aan te nemen. Vóór den 11 Juli streed men voor poli tieke gelijkheid, ffen 11 'Juli streed men voor de onafhankelijkheid van 't Vaderland. De strijders zelf waren onbewust van de groót- sche en vaderlandsche daad die zij te Groe- ninghe daarstelden. Door hun strijd genaakten zij niet volkomen het politiek doel dat zij beoogden, maar zij verwezentlijken tcenemaal de edele taak, die zij toen nog niet begrepen en omvatten, te weten den grondslag leg gen van België's onafhankelijkheid. Men moet liiets afdingen op de eer en de dankbaarheid die onze voorvaders dienen in te oogsten voor dat vaderlandsch werk, zoogezegd omdat zij diet teenemaal bewust waren, op dat oogenblik, van de gehalte en de gevolgen van hunnen kamp. Voldoende is het yoor ons dat zij hun leven en hun bloed hel)bén geslachtofferd en flat dit ver- gotene bloed het stevige ciment geweest is dat de verschillende steenen aan malkaar heeft gehecht, en 'het opbouwen van België als 'natie heeft mogelijk gemaakt. Niet genoeg dan kan men de slerkmoedig- hcid, de kracht 'der zelfopoffering, de onschat bare eendracht "bewondèren, door dewelke de ambachtslieden der rijkste steden van Vlaan deren erin slaagden, triomfantelijk dc ïware taak te torschen en gedurende jaren lang het hoofd te bieden aan de géduchtste krijgs macht van dien tijd. En het is juist die bewondering, die dank bare hulde dat sommigen aan de Vlamingen willen opnemen. Voor die lieeren, mag men enkel den 21 Juli, het nationale feest vieren, maar den 11 Juli, 'die België's eenheid en onafhankelijkheid in 't leven heeft geroepen, en die 1830 mogelijk heeft gemaakt, zou moeten in den verdoken hoek blijven. De Vlamingen, om hunne vaderlandsliefde te doen blijken, zouden die moeten verslaan zooals die heeren ze begrijpen, en om Frankrijk niet te mishagen, de spons vagen over gansch hun roemrijk verleden, en de geschiedenis van hun land enkel doen beginnen met 1830. Gode zij dank Die tijd is verstreken De Vlamingen gaan meer en meer vooruit op den glanzenden weg der herwording als volk. Jaren lang heeft men de heugelijke feiten van hunnen sfam doodgezwegen, doch nu, meer dan ooit, kent het Vlaamsche volk zijne geschiedenis, en 't Is in dat roemrijk verleden dat zij moed en opbeuring putten om Vlaanderen weer aan de spits der landen te doen prijken. Daarom, Vlamingen, viert den 11 Juli herdenkt uwe heldhaftige voorvaders, brengt hun de dankbare hulde en verheerlijking waarop zij aanspraak mogen maken. En in die feestviering, zult gij uw wil en uw gemoed verkwikken, om met meer taaien moed dan ooit, den ingeslagen weg voorts te bewandelen, ter meerdere bate van uw volk. Belooning. Met groot genoegen komen wij te vernemen dat de heer Boudry Jules, zoon van Mijnheer Camille Boudry, schilder te Poperinghe, oud-leerling der schil derklas en nijverheidsschool van Yper, de Eerste Prijs, met de grootste onderscheiding, bekomen he.oit jn de Academie en Nijver heidsschool der stad Antwerpen. Dank aan de Nijverheidsschool der stad Yper welke hij over jaar verlaten heeft en waar' hij verscheidene eerste prijzen bekomen had voor het namaken van hout, marmer en versieringschilderen en daarna naar Ant werpen is gegaan, met de tusschenkomst der stad Poperinghe om hem meer ën meer in zijnen stiel te óntwikkel-en, Dank aan de Heeren Professors, die Hem op goeden weg hebben gezet en ook aan de „stad Poperinghe, voor de hulpsom welke zij hem hebben-toegestaan om zijne Studiën te kunnen uitoefenen. Wij 'wakkeren de jonge schilders der stad en omstreken van Y'per aan, om hun school makker te volgen en hun best te doen om denzelfden weg Tn te gaan van hun vriend Jules. :Aan den lieer Jules Boudry, alsook aan zijne familie onze vurigste gelukwenschen Een Antwerpenaar Zondag 6 Juli had de plechtige inhaling plaats van den nieuwen Burgemeester van Lange- marek Weledelen Heer rotteau de Patin Raoul, Charles, René, Ghislain. De nieuwe Ambtenaar is geboren te Brussel den 3 Maart 1877 hij is de eenige mannelijke afstammeling en naamdrager van bet Edel Huis der Burggra ven de Patin. Zijn vader, Mijnheer Charles, Marie, Victor, Joseph, Cotleau de Patin, was Eurgemeester van Langemarck van 1892 tot 1895 hij was de kleinzoon van Charles, Joseph, Jean, Antoine Burggraaf de Patin, die de zoon was van Jo eph, Charles, Burggraaf de Patin (Burgemeester van Langemarck 1822 1852) en de kleinzoon van Francois, Guillaume Burg graaf de Patin. Deze laatste was de zoon van Charles, Philippe de Patin, Heer van Langhe- marek, ter Beke, Burcbc utter, Schaepweide, Nonnelande, enz die den tijtel van Burggraaf ontving van Z. M. Keizer Karei VI, door diplo ma van 5 December 1735. Deze eerste Burggraaf bekleedde o^ergroote weerdigheden, onder an deren hij was Raadsheer-Regent van den Hoogeren Raad te Mechelen Lid van den bijzonderen Raad van Keizer Karei VI Regent van den Opperraad der Nederlanden te Weenen Geheime Raads heer van Keizerin Maria-Theresia, die hij verge zelde naar Hongajië in 1741 Voorzitter van den Raad van Vlaanderen. r*-i Wie zondag laatst te Langemarck is geweest zal de feestviering die hij bijwoonde nooit ver geten. 's Morgens dreigde het een regenachtige dag te zijn en menigeen was verlegen dat de feestelijkheden gingen mislukken, gelukkiglijk, al bleef de hemel bewolkt is hel weder gunstig gebleven, zelf piepte de zon nu en dan eens uit. Wij zullen het niet aangaan eene beschrijving te geven van de versiering der straten, der huizen, van kerk, gemeentehuis en lokaal. Hier reeds zag iedereen de vreemdelingen vooral zijne verwachting overtroffen de versiering was niet enkel algemeen maar ook wonder schoon.Ware 'tdaarbij gebleven een bezoek aan Langemarck had de moeite weerd geweest doch de inhaling zelf van Burgemeester Cotteau en feeststoet was verstommend choon Zeggen wij vlak af dal was niet enkel Langemar k weerd maar honderd Langemarck's erbij ja, groote steden hebben zoo iels niet gezien. Moeten wij een f -estgroep, een wagen aan- stijgen neen wij zouden ze allen moeten op sommen. Moeten wij een eerepalm toekennen 0 dat zouden wij niet kunnen, alle groepen, alle wagens waren om ter schoonst, en kunstig elk eigenaardig uitgedacht, en juist afgemaakt vol gens het voorgestelde gedacht. Het hadde ons aangenaam geweest de zichten te geven van al de wagens en groepen maar, ochüeere, tien gazetten hadden niet voldoende geweestdaarom hebben wij lotje getrokken... en 't lot is gevallen op den historischen groep van de S. Janstooneelgilde. groep voorstellende de blijde terugkomst van Pol van Langemarck Het Feestmaal en de Aanspraken De zangers en zangsters van Langemarck voerden eerst een rachtige cantate uit onder leiding van M. Bossaert. Met daverend handge klap werd deze uitvoering geestdriftig be groet. Weled. Heer Burgemeester Cotteau de Patin Twee honderd dischgenooten vergaderden ten feestmaal in het nieuw lokaal. Namen plaats aan den EERETAFEL rond den Heer Burgemeester de Heeren Senatoren Fraeijs de Veuneke en Struye, de Heeren Volksverte genwoordigers Colaert, Maes en van Merris, de EE HH. Pastors der hoofdkerk en der St Jelyns kerk, de Heeren Schepenen der gemeente, de Heeren Bruneel de Montpellier, de Thibault de Boesinghe, A. Biebuyck, D'Hnvettere en Masu- reel, Provinciale Raadsheeren, de Heer Baron Gaston de Vinck, Burgemeester van Zillebeke, de Heer Graaf de Laubespin, Burgemeester van Elverdinghe, de HeerC. Vandermeersch, Voor zitter van den Kerkraad der Hoofdkerk van Langemarck en de Heer Ridder de Theux de Montjardin, schoonbroeder van den nieuwen Burgemeester., enz. enz. De spijskaart met portret van den Weled. Heer burgemeester was toevertrouwd aan de zorgen van den heer Lenoir-Camerlinck die eer haaide van zijn werk. De aangenaamste gezelligheid heerschte binst hel feestmaal waaronder verscheidene haildron- ken voorgesteld werden, en menig muziekstuk gespeeld door de Langemarcksche Fanfaren. Historische Groep der St. Janstooneelgilde na den slag der Gulden Sporen... Doch aan u ook beenhouwers, molenaars, werktuigkundige en kuipers, brouwers, Mariaschool, speldewer- kers, gaswerkers, metsenaars en timmermans, ambachtslieden, landbouwers, schutters, plan ters boschkweekers, duivenmelkers, enz. enz. enz. aan u allen een hertelijken, welgemeen- den proficiat. Wat zeggen van het volk Langemarck was schier vijftigmaal te klein zoodanig was er volk toegestroomd. Niemand kon de uitdrukking van zijne verwondering en bewondering verdui ken en inhouden. De zondag 6 Juli 1913 zal in gulden letters geschreven staan in de historiebladen van Lan gemarck. r*- Ziehier hoe een Langemarcksche dichter de grootscbe feesten der Plechtige Inhaling van den nieuwen Burgemeester bezingt Van in den morgen vroeg, kanon en klokgebrom Die melden aan het volk van hier en hier rondom Zijt blij van geest Viert om ter meest 't Is volop feest. Te Langemarck vandaag zal 't inhalinge zijn Van d'eedlen heer Cotteau, met tijtel dc Patin, Zijt al verheugd ln volle vreugd In eer en deugd. De straten zijn vol volk, al d'huizen zijn bevlagd 't Is al muziek d'a m'hoort, eenieder zingt en lacht Daar is getuit Daar is gefluit En blij geluid. De ruiters zijn daar preusch De wagens zijn gepint Met jaarschrift en met dicht, met groen en bloem en lint Elk englcntroon Met krans en kroon Is wonderschoon. Veel wagens zijn zoo wel en kunstig uitgedacht Dat niemand veel alhier hem daaraan had verwacht 't Heeft mij gedocht 't Is goed gevrocht Fijn uitgezocht. Men zingt op vlaamschen toon ter eere van den man Die met zijn schoon fortuin zoovele goed doen kan Het blij gezang Uit hertendrang ZegtLeve lang Een feestmaal na den stoet vereenigt altemaal De vrienden van Cotteau in Lang'marck's nieuw lokaal, Men zingt, men schinkt En eer men drinkt Men tikt dat 't klinkt. De gasten doen veel eer aan fijn' en lekkre kost, Men hoort uit menig mond een weigevoelden toast 't Is geen gebof Maar waren lof' Die dient tot stof. Een luchtbol korts daarna, van mannen vergezeld Waatonder men dees keer twee Lang'mareknaren telt Beid' onbeducht, Stijgt in de lucht En neemt zijnvluelit. Een monslervierwerk afgeschoten voor het lest Bekroot het schoone feest, Pol Hebben doet zijn best Het vier verloopt Het kraakt het spookt 't Verdwijnt en 't rookt. De zonne deed met ons, al dreigde menig wolk, Nog nooit en zag men hier zoo veel en zulk schoon volk, 'k Zeg onbevreesd Dat was een feest Voor hert en geest, (Dr E. D.) M. DEBEIR, eerste schepen, opende de reeks aanspraken met een toast aan Z. M. den Koning, en in wel gepaste woorden, schetste hij den groei en bloei van ons Belgisch Congo. Telegrammen Volgende telegram werd naar II. M. den Ko ning en de Koningin gezonden Twee honderd inwoners van Langemarck en van het arrondissement Yper, vergaderd ter gelegenheid der inhaling van Heer Cotteau de Patin als Burgemeester van L.angemarch drin ken op de gezondheid van hunne Majesteiten en der Koninklijke Familie en wenschen geluk en goed heil aan het Vorstenhuis van België. De Schepen L. DEBEIR. Volgend antwoord kwam uil Brussel toe Den Heere L De Beir, Schepen te Langemarck De Koning gelast mij u en al de inwoners van Langemarck en van het arrondissement Yper welke ter gelegenheid der inhuldiging van den heer Cotteau.de Patin als burgemeester van Langemarck op de gezondheid hunner Majes teiten en der Koninklijke Familie gedronken hebben hartelijk in hunnen naam te danken- Zij icaren zeer gevoelig aan de in uw telegram uitgedrukte heilwenschen. 's Konings Kabinetsoverste. M. VULSTEKE, schepen, stelde een heil dronk voor op de gezondheid en het goed bestier van den gevierden burgemeester Wel edelen Heer Cotteau de Patin. E. H. BARBE, pastor te Langemarck stond recht en schetste gansch den oorsprong van de aloude familie Cotteau de Patin. Hij leerde ons den Heer burgemeester kennen eerst als sche pen, en als voorzitter van den Kerkraad. Overal was het de rechte man op de rechte plaats. Hij wenscht hem proficiat onder 't tikken der gla zen en eindigt met den wensch hem lange jaren als burgemeester van 't schoone Langemarck te zien. M.COLAERT,Volksvertegenwoordiger, burge meester van Yper, op zijn beurt stelde de heil dronk voorop het bestier van den Heer Cotteau de Patin. Als een der oudste burgemeesters van 't arrondissement, gaf hij aan den nieuwe bur gemeester de raadgevingen der ondervinding. Hij wenschte M. Cotteau de Patin geluk omdat hij is en blijven zal den volksgeliefden en ge- achten burgemeester vaD Langemarck. Al die heildronken werden geestdriftig toe gejuicht doch er scheen geen einde te komen aan de toejuichingen als M. de burgemeester rechtstond en op zijn beurt het woord nam. Wij houden eraan hier zijn heildronk over te drukken. Mjjne Heeren, Ik weet waarlijk niet hoe ik u allen genoeg kan tedankenvoor de overgroote eer die mij vandaag aaDgedaan wordt en voor de al te loffe lijke woorden die men mjj komt toe te sturen. Ik beken zonder omwegen dat ik die eer eu die lof betuigingen maar in kleine maat verdiend heb, doch ik durf u de volle verzekering geven dat ik zal mijn uiterste best doen om er mij weerdig van te maken. Ik moest eerst en meest mijne achtbare sche penen en verkleefde gemeenteraadsleden bedan ken, die, bijgestaan door eene ieverige feestcom missie en aoor onze dienstveerdige gemeente bedienden, zulk een prachtig feest op touw gezet hebben. Die rijk versierde straten, die stoet, zoo kunstig en zoo grootsch, dat hij met eer in eene groote stad zou mogen optrekkenal die vlaggen en wimpels en vooral die duizende lachende wezens die mij genegen begroet hebben dit alles heeft tn mij eene diepe ontroering te weeg gebracht. Nooit zal ik dezen heugelpken dag vergeten en allen die medegewerkt hebben aan deze schitterende feestelijkheden mogen op myne altijddurende erkentenis rekenen. Al de Lange- mareknaars zonder onderscheid stuur ik hier opentlffk de uitdrukking mijner diepste dank baarheid toe, want ik ben overtuigd dat de inrichters dezer plechtigheid gehandeld hebben in overeenstemming met deopenbare denkwijze. Zekerlijk het geldt hier niet alleen hulde te brengen aan een persoon, maar vooral aan de hooge weerdigheid waarmede zijQe Majesteit mij heeft willen bekleeden Ik wil hier echter plech tig verklaren dat, zoolang God mij het leven en de gezondheid verleent, ik voor eenig doel zal hebben mede te werken aan den bloei en den welstand onzer schoone gemeente een grooter en schooner I.angemarck dat zal ik betrachten en daarom doe iü beroep op de medewerking van alle weldenkende personen. Mijne taak kan moeilijk schijnen als men inziet dat ik opvolg aan den volksvriend, mijn betreurden voorzaat, M. Soetaert, die een onvergetelijk aandenken albier achtergelaten heeft, maar ik wil u verze keren, mijne beste vrienden, dat het mij aan goeden wil niet zal ontbiexen. Ik zal het voor beeld van mijnen geliefden vader en van mijne edele voorvaderen, die te Langemarck het burgemeestersambt houteed hebben, gedurig indachtig zijn en niets anders betrachten dan bet welzijn mijner Langemarcknaars. Goed doen was altijd de leuze der familie de Patin en ik. die de eer heb afstammeling te zijn van dit edel moedig geslacht, wil Diet ten achteren blijven om deze leuze in werking te stellen Ik ben Burgemeester van I angemarcü, dat wil zeggen van al de Langemarcknaars, zoo groot als klein, want zeg ik,vooral voor de mindere standen wil ik een dienstwillige burgemeester zijn politieke vijanden ken ik niet en mijn kasteel staat open voor allen die mijne diensten zouden kunnen noodig hebben. Een bijzonder woord van dank moet ik hier nog toestaan aan de geestelijkheid der gemeente, die mij, in alle omstand'gheden, ter zijde gestaan hee:tnooit zal ik kunnen de verkleefdheid vergeten die de priesters mij altijd betoond heb ban. Men hoort soms politieke mannen op alle tonen zingen De pastor in de kerk en de burgemeester op het stadhuis Welnu het mag aardig schjjneD,maar ik ben ook van dat gedacht Ja De pastor in de kerk en de burgemeester op het stadhuis Maar, eens dat de pastor zij e werk gedaan heeft in de kerk en de burgem les- ter op het stadhuis, wie of wat zou er hunnen beletten dat wij hand in hand gaan en te samen werken aan de stoffelijke en zedelijke belangen onzer geliefde dorpsgnnooten! Heeren Priesters, ik weet dat uwe krachtdadige medewerking mij niet zal ontbreken, en gij. van uwen kant, moogt verzekerd zijn dat ik.iu alle omstandighe den, u zal helpen en ondersteunen in uw verhe ven en soms ondankbaar werk van beschaviDg en volksontwikkeling. Er blijft mij nogover eenen alleraangenamsten plicht te vervullen, 't is van al de hooggeplaatste heeren, die deze plechtigheid met hunne tegen woordigheid opgeluisteid hebben, te bedanken voor de eer die zij mij en odzo schoone gemeente aangedaan hebben. Ik bedank in het bijzonder de wettelijke overheden en mijne achtbare col- legas der omliggende gemeenten die op dit feest tegenwoordig zijD. De algemeene geestdrift, die zÜ op vandaag te Langemarck kunnen bestati- gen, mo6t voor hen, evenals voor mij, een zeker blijk zjjn dat de eerbied voor de overheid, dit eeuwenoud kenmerk van het vlaamsch ras, diepe wortelen geschoten hoeft in de herten mijner medeburgers. Ik eindig, mijne heeren, en ik hef mijn glas op om te drinken op de gezondheid van aide burgerlijke overheden die hier tegenwoordig zijn Op de gezondheid der weerdige priesters van Langemarck Op de gezondheid van al de medewerkers aan dit onvergetelijk feest Opdegezondheid van mijne geachte schepenen en gemeenteraadsleden Op de gezondheid van al mijne beminde Lan gemarcknaars Hetfeest sloot met twee nieuwe aantrekkelijk heden... De opstijging van den ballon van 1) M. Dumor tier, vergezeld door de Langemarcknaars 2) K* In de mande. Photo Antony Storme en 3) Oscar Trioen. De Langemarksche luchtvaarders wierpen van uit de wolken hunne gelukwenschenaan den gevierden burgemeester. Eindelijk eindigde het feest met een prachtig vuurwerk, afgeschoten door den heer Pol Hebben. Het kretterde en knade, het barstte en bomde, het rolde en krolde, het schoot en lood, het brulde en bromde tot laat in den nachtlaatste echo van het kanongebrom, dat 's morgens vroeg den blijden feestdag opende... Leve LaDgemarek Sf de plaatse niemand en kon werken achter die schitterende feeste van de Plechtige Inhaling van onzen nieuwen Burgemeester. De gemeente- fanfaren waren reeds vroeg op gang en trokken om 10 ure statiewaarts om onze moedige luchj. vaarders MM. Oscar Trioen en Karei Storme,m te halen. De heer Burgemeester, vergezgfa Van zijne moeder Mevrouw Cotteau de P&tin, was ook aanwezig bij de aankomst vat}- den trein de kinderen van de zuster van detj'Heer Burge meester, Mevrouw de Theux Monljardin, overhandigden aan de onverschrokkene helden van den dag eenen bloemtuil, binst dat het muziek eene machtige Brabanconne aanhief. Stoetsgewijze wierden de iuchtvaarders naar hunne woning geleid, vergezeld van twee der schoonste praalwagens die, daags te voren, aan den stoet deel genomen hadden. M. Dumortier van Brussel had er aangehouden terug naar Langemarck te komen om bij deze ontvangst tegenwoordig te zijn. Menig glas schuimend bier wierd geledigd op de gezondheid van de drie luchtvaarders. De heer Burgemeester was zoodanig getroffen door de algemeene blij ken van genegenheid, die hij daags te voren ontvangen had, dat hij het besluit nam van, ten teeken van dankbaarheid, eenen tweeden lucht bol te doen opslijgen en van, dit maal, in per soon den luchtvaarder te vergezellenaanstonds miek hij eene overeenkomst met M. Dumortier om op te stijgen met den luchtbol «Peter Benoit» op den koekezondag der Kermis, zijnde den eersten Zondag van October dit besluit wierd met den meesten geestdrift en met dankbaar heid toegejuichd. Het is een genoegzaam bewezen feit dat men weinig streken aantreft waar het werk volk zoo karig betaald wordt ais in Vlaande ren. Iedereen weet dat in België en zelfs in den vreemde het grofste en soms walgelijkste werk door de Vlamingen wordt verricht. Hier is het de plaats niet om de talrijke oor zaken van dien beklagensweerdigen toestand op te zoeken en uiteen te zetteu, doch, iets dat voorzeker het meest bijdraagt om dien hachelijken toestand onveranderd te laten en zelfs te verslechten, is buiten twijfel, het schreeuwend gebrek aan vakscholen waar aan ons Vlaamsche volk lijdt. Ernstigingerichte beroepscholen, bestuurd door VLAAMSCHKUNDIGE vakmannenzie daar de hefboom, die on\en vlaamschen wer kersstand uit de benepenheid \al ophelpen. Het invoeren dier scholen gaat met moei lijkheden gepaard soortgelijke instellingen benadeeligen de belangen van enkelen en worden om die reden beknibbeld en tegenge- kant. Doch dat men in die kwestie zich wel overtuige dat het hier geldt de algemeene belangen te bevorderen. Dat men een oogen blik nadenke wat schade de syndicaten aan de nijverheid zouden aanbrengen, moesten ze, bij gebrek aan een degelijk beroepson» derricht, vereenigingen uitmaken, enkel stert door het overgroot getal hunner aangesloten die hun macht zouden gebruiken om onrecht- veerdige eischen te doen zegevieren. Het beroepsonderwijs zal de werklieden opleiden tot bekwame vakmannen, die, bun stiel grondig kennende, in volle rechtmatigheid hoogere loonen zullen kunnen vergen. Men ziet alle dagen behendige werklieden, be kwame ambachtslieden, die door noesten vlijt en door hunne grondige vakkennis, hoe langer hoe gemakkelijker aan welbetaalde postjes geraken en zoo in huis den welstand vergrooten. r*i HL*. Doch niet alleen op maatschappelijk ge bied, niet alleen in opzicht van de welvaart der familie is het beroepsonderwijs brood- noodig, maar het is ook in nationaal opzicht een der meest verdienstelijke werken. Ieder- ee weet dat men hier in België, en bijzon derlijk in 't Vlaamsche land veel te veel onbewerkte en half bewerkte producten voortbrengt en uitvoert, terwijl wij het mee- rendeel der afgemaakte voortbrengsels, prachtvoorwerpen en fijne mekaniekwerken die veel beter betaald worden, min lange werkuren en min afmatten arbeid vereischen, uit vreemde landen invoeren. Willen wij dus het intellectueel peil onzer Belgische wer- kersklas doen stijgen, willen wij dat de Bel- gische arbeiders fijn en kunstig werk afleve- ren, willen wij dat onze produkten om hun- F ne sierlijkheid en degelijkheid overal ge roemd en aangekocht worden, willen wijv in een woord, dat ons werkvolk gekend weze gelijk dat der middeleeuwen, dan is het noo dig dat wij voor den werkman daarstellen j juist datgene dat in de middeleeuwen, onrtp' arbeiders tot zoo fijne en veerdige vakman nen heeft gevormd, te weten het grondj' beroepsonderwijs. Kunnen wij onze weri lieden hervormen tot behendige stielmanne dan zullen wij ook aan 't vaderland een ni geringen dienst hebben verschaft. Vakscholen bestaan reeds in menige stede doch in te klein getal om eene vatbare verb tering in te voeren. En zijn nog zeer belang rijke gemeenten, in de vlaamsche streket waar men geen beroepscholen aantreft. Me: deinst terug voor alle slach van moeliikhe dm, die men grooter waant dan dat z werkelijk zijn. Men denkt dat groote sommen daartoe noodig zijn, en dat crikdl de groote steden zulke onkosten kunüefi dragen. Dat is een verkeerd gedacht voor,'// wat den financieelen kant der zaak aangaat. Het Staatsbestuur verleent rijke toelagen,- evenals de provinciën en de gemeenten. (Wordt voortgezet). De hoogte in I Photo Antony Kandeel Te lande heeft men de gewoonte van daags achter eene Kermis kandeel te vieren. Welnu maandag laatst was het algemeene kandeel op DICKEBUSCH Op dezen zondag geeft de Jonge Vyvenoacht aan hare leden, aan ai hare vrienden der Pa- rochie eene vaderlandsche feestviering tern gelegenheid van den 11 Juli Vlaanderens hoog;,,- dag. Ze vragen en verwachten al het mannen volk der gemeente, verzekerend dat 't niemanif zal spijten Vaderlandsche liederen aanspraak van Cyr. Haelewyn over den gevierden en eeri-'" weerden Vlaming DEBO Vaderlandsche voort^1 dracht van den Bestierder der Wacht dahr L, hun feestwijzer Op vandage alle vaandel uiten 's avond alle beletsel van kante Alle? naar 't lokaal der Wacht om 4 1/2 stipt. Bijzondere mededeellngen over ons aan staande en luisterijk gemeentefeest op 10 Oogs- voor de wijding van het vaandel der Waeht Poperingbé en Yper, Voormezeele en Kemmel? Westoutre en Dranoutre hebben reeds hun ia- woord gegeven. Onze andere vriendee zullen iu 't korte ook hunne komst verzekeren. Allo 't zal wel zijn Voor God en Vlaanderen l

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersche Volk (1910-1915, 1927-32) | 1913 | | pagina 4