TAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws- Handels- en Annoncenblad.
Orgaan der Liberale verbintenis van Yper en het Arrondissement.
«EENDRACHT MAAKT MACHT.»
Zitting van 25 Juni 1901.
Vijftiende jaar
Zaterdag 6n Juli 1901.
Nummer 27.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar 3.00 fr. per jaar voor den buiten. 8.50 fir. voor stad. Per 6 maanden 1 fr. 50. Per 3 maanden 1 fir. Annoncen: 15 cent
oer drukregel. Rechterlijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 5 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers yoor artikels, enz. 4 fr. per 100
Alle berichten ran verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, als
mede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamds artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij
nn onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of persennaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
M. Nolf. De zaak over welke ik de
eer zal hebben vóór de Kamer te handelen,
is reeds het voorwerp geweest eener inter
pellatie in den provincialen Raad van West-
Vlaanderen in de zitting van 13 Juli 1898.
Die interpellatie werd er verworpen omdat
de zaak van de bevoegdheid was der Regee
ring.
Ik heb mij tot den achtbaren minister van
Justicie gewend in de zitting van 24 Januari
1901. Het antwoord dat hij mij gaf den 29
Januari daaropvolgende, mij geene voldoe
ning gegeven hebbende, dacht ik te onder
vragen; de bespreking der begrooting van
Justicie geeft mij heden de gelegenheid mij
te verklaren.
Ziehier de feiten
Den 17 Februari 1892 is zekere heer Karei
Godtschalck, groote eigenaar en groote meu-
schenvriend, te Zillebeke overleden.
M. Godtschalck had schikkingen genomen
betreffende zijnen laatsten wil. Zijn testa
ment was opgemaakt als volgt
Ik stel de burgerlijke Godshuizen van
Yperen aan voor mijn algemeenen erfge
naam onder beding een landbouwgesticht
op te richten, waar de weezen of verlatene
kinderen, eerst der stad Yperen, dan van
het arrondissement en ten derde der pro
vincie zullen opgenomen worden
Men zal de inrichting volledigen, vol
gens dat de middelen het zullen toelaten,
door de toevoeging of de stichting eener
huishoudschool voor de weezen of verlatene
meisjes.
Mijne begeerte en inzichten zijn dat de
kinderen, in het gesticht opgenomen, er op
gevoed worden met het doel: van de jon
gens goede landbouwwerkers te maken,
bekwaam tot alle werken van den tuinbouw,
den akkerbouwopzichters van bosschen
en van eigendommen; de meisjes tot goede
huishoudsters, goede keukenmeiden, enz. op
te leiden.
Ik begeer dat dit gesticht gebouwd zij
op mijnen eigendom, gelegen te Wytschaete,
en mijnen naam drage.
De kosten van bouwing moeten gehe
ven worden op de inkomsten mijner goede
ren, derwijze dat het nagelaten kapitaal
ongeschonden blijve.
De erflater schreef dus aan de burger
lijke Godshuizen van Yperen vóórals hoofd-
zakelijhen regel de inrichting van een ge
sticht van landbouwonderwijs voor knecht
jes op zijnen eigendom van Wytschaete; als
.ondersteunings regelde toevoeging of de
stichting eener huishoudschool voor meisjes.
Het werk werd door een grondig mensch-
lievend gedacht ingegeven; het had eene
bijzondere bestemming van een onbetwist
baar nut en was geroepen om zjjjne weldoen
de rol uit te breiden over de weezen en ver
latene kinderen van geheel onze provincie.
Drie koninklijke besluiten kwamen tus-
schen
Het eerste is van den 21 December 1892.
Dit besluit schat de erfeDis, na aftrek der
bijzondere legaten, successierechten en al
lerhande lasten op de som van 4.458 689
franken. Het verklaart dat het zich zal be
dienen van de belofte door het bestuur der
Godshuizen gedaan, in datum van 15 No
vember 1892, van al de onroerende goede
ren te verkoopen afhangende van de erfenis,
behalve deze gelegen op de gemeente Wyt
schaete, op dewelke het gesticht, dat de
erflater in 't zicht heeft, moet opgericht
worden, alsook de eigendommen gelegen te
Gheluwe en te Zillebeke, welke belast zijn
met vruchtgebruik.
Eindelijk het besluit bespreekt
Eenig artikel. Het bestuur der bur
gerlijke Godshuizen van Yperen is bemach
tigd op de voorgeschrevene voorwaarden het
bovengemeld legaat te aanvaarden, mits af
trek eener waarde van 2 millioenen over
welker aanvaarding er later zal besloten
worden, terzelfder tijd als over de vorde
ringen der wettelijke erfgenamen en onder
voorbehoud der rechten voortspruitende uit
gezegd legaat, voor de weezen of verlatene
kinderen van het arrondissement Yperen en
der provincie West-Vlaanderen, rechten
waarover er insgelijk in het vervolg zal be
sloten worden.
Het tweede Koninklijk besluit is van
den 27 Januari 1893. Dit besluit komt
datgene van 21 December 1892 volledigen
en bemachtigt de Godshuizen van Yperen in
bezit te treden van zekere roerende waar
den, afhangende van de erfenis, en in be
waring gegeven bij wisselagenten van Rijsel
en van Parijs.
Het derde en laatste Koninklijk besluit
is van den 28 Juli 1894. In Februari
1893 hadden de wettelijke erfgenamen van
wijlen M. K. Gootschalck een proces inge
spannen in nietigheid van het testament,
voorgevende dat een der gerechtelijke ge
tuigen geen Belg was. Dit proces liep uit op
een verdrag dat het besluit van 28 Juli 1894
komt goedkeuren.
Dit besluit bepaalt als hoofdzakelijke regel
als volgt
1° De twee millioenen waarover de Re
geering niet besloten heeft, zullen verdeeld
worden tusschen de burgerlijke Godshuizen
van Yperen, de erfgenamen en den Staat op
de volgende wijze:
De erfgenamen zullen de som van fr.
1.700 000 franken ontvangen, op welke zij
onmiddelijk, ten voordeele van den belgi-
schen Staat 700.000 franken zullen afstaan,
op zulke wijze dat hun zuiver 1 millioen zal
overblijven, de overige 300.000 franken zul
len de eigendom der Godshuizen worden
n 2° Het deel aan den Staat afgestaan, za
dienen om te Yperen eene school van wel
dadigheid te stichten, onder het bestuur en
het toezicht der Regeering.
Ik heb aan den achtbaren minister van
justitie gevraagd met welk recht de Staat,
die niet als erfgenaam aangesteld is geweest
door het testament, zich eene som van
700-000 fr. toeeigenen heeft kunnen op 't le
gaat Godtschalck om te Ypereu eene hervor
mingsschool op te richten, waarvan de erfe-
nislater niet spreekt.
De achtbare minister heeft mij geaut-
woord, den 29 Januari 1901: 't Is ten ge
volge van een verdrag gesloten tusschen de
erfgenamen van M. Godtschalck en het be
stuur der Godshuizen en goedgekeurd door
het koninklijk besluit van 2S Juli 1894, dat
eene som van 700,000 fr. afgestaan is ge
weest door de erfgenamen aan den Staat,
met inzicht van eene weldadigheidsschool in
te richten.
Het spijt mij hem te moeten zeggen dat
zijn antwoord er geen is, aangezien zich on
middelijk de vraag voorstelt te weten waar
om de Staat tusschengekomen is in dit ver
drag als belanghebbende partij die haar deel
komt nemen met hetzelfde recht als de Gods
huizen en de wettelijke erfgenamen.
Het besluit zegt wel is waar dat de Staat
zijn deel inzamelt onder den vorm van af
stand door de wettelijke erfgenamen ge
daan maar het is niettemin bewezen dat de
Staat rechtstreeks in het verdrag tusschen-
komt. Wat de afstand betreft waarmede men
zijne tusschenkomst zoekt te dekken, dit is
slechts eene van die behendigheden van
rechtsgeleerde alleenlijk uitgevonden om
eenen schijn van rechtvaardiging te geven
aan de ontvreemding der 700,000 franken.
De gewaande gift waarop het besluit
zinspeling maakt heeft nooit bestaan.
De Staat heeft zijn deel van de koek
geëischt, zulks is de waarheid.
Het ontwerp van verdrag dat de verdee
ling deed, zooals het aan de beraadslagingen
van het bestuur der Godshuizen onderwor
pen werd, liet niet den minsten twijfel over
onder dat opzicht.
Vanaf den 26 Maart 1894, 't is te zeggen
4 maanden vóór de bekendmaking van het
besluit van 28 juli, werd dit ontwerp hevig
gehekeld in den schoot van het bestuur der
Godshuizen door den heer Ferdinand Mer-
ghelynck, onzen arrondissementscommis
saris, die alsdan lid was van de commissie en
ziehier in welke bewoordingen het achtbare
lid zich uitdrukte
Ik heb gemeend, te moeten mijne toe
vlucht nemen tot don raad van eenen rechts
geleerde, zeer bevoegd in deze zaak en ziehier
wat hij mij zeide:
Dit verdrag, afzondering gemaakt dat
de Commissie der Godshuizen geen recht
heeft er aan deel te nemen als niet bemach
tigd zijnde de voorbehoudene 300,000 fr. te
aanvaarden (art. 910 B. W.) is grondig
krachteloos, als tegenstrijdig met de open
bare orde, en zoodanig krachteloos dat de
erfgenamen zelf, na het geteekend te hebben
er de vernietiging van zouden kunnen ver
volgen.
De Staat is niet aangesteld, waar put
hij zijn recht zich zelf aan te stellen? Dit is
grondig krachteloos.
Overigens, heeft hij er bijgevoegd, heb
ik de overtuiging dat zulk verdrag u niet
zal onderworpen worden onder een regel-
matigen vorm, 't is te zeggen volgens eene
akte te teekenen door de drie partijen.
Er zal een koninklijk besluit tusschen-
komen, dat de Godshuizen bemachtigen zal
300.000 fr. te aanvaarden en in 't vervolg
zal eene overeenkomst gesloten worden door
welke de eerste eene begiftiging zullen doen
aan den Staat van eene som van 700.000 fr.
Hij heeft zoodanig gedrukt op de krach
teloosheid van dat verdrag dat hij er bijge
voegd heeft: Zulk verdrag moet aanzien
worden als niet bestaande en zijne vernieti
ging zal ten allen tijde kunnen voortgezet
worden, al ware het tien jaren nadien.
Geene verjaring zal zulke onwettelijkheid
kunnen beschermen.
Welke gevolgtrekking spruit er uit die
handelwijze?
't Is dat de 700,000 franken, door den
Staat onrechtmatig bemachtigd zijn ten na-
deele der wezen en verlatene kinderen, aan
gezien de erfgenamen het verdrag aanvaard
den mits betaling van een millioen.
Hoe die houding van den Staat overeen
brengen met de zending die hem opgelegd is
hulp en bescherming te verleenen aan de
liefdadige gestichten?
Af. Van den Heuvel, minister van Jus
titie. Denkt gij dan dat de school van
Yperen geen liefdadig gesticht zij
M. Nolf. Zij is in het testament niet
beoogd; gij hebt de Godshuizen gemachtigd
het legaat te aanvaarden op de voorwaarden
door het testament voorgeschreven. Dit zijn
de woorden van het koninklijk besluit.
M. Janson. Hangt die school van de
Godshuizen af?
M. Nolf. Neen, zij hangt af van den
Staat.
M. Janson. Dan is de verhandeling
handtastelijk.
M. Nolf. Dit is de eerste scheur ge
bracht aan de fondatie Godtschalck. Er zijn
andere
Het besluit van 28 Juli 1894, voorafne
mingen toelatende tot het beloop van
1.700.000 fr. liet aan de Godshuizen van
Yperen, om den wil van den erflater uitte
voeren, een kapitaal van omtrent drie mil
lioenen, indien men rekening houdt van de
intresten ontvangen daags van het verdrag.
HET WEEKBLAD
De zaak KODTSCHALCK ia de kamers.
REDEVOERING VAN NL NOLF.