I
Onze
Week-etui
Reportage
«HET WEKELIJKS NTEUW8Zaterdag 11 April 1953. Blz. 8.
DE STREEK VAN
BACHTEN DE KUPE
Vóór de doorbraak van het
Nauw van Kales
J. Cornet: Legons de Géologie.
VOOR DE DOORBRAAK
VAN HET NAUW VAN KALES
Tot omstreeks 6000 jaar vóór
j.-Chr. (zij dus ongeveer 8000 jaar
geleden) waren Groot-Brittannië en
Ierland verbonden aan het vaste
land. Ons huidig zeegebied was
toen een moerassige streek, een
soort toendra, waarin een brede
stroom vloeide die het water voer
de naar de Noordzee, destijds veel
mer noordwaarts gelegen, vanaf
de huidige Doggerbank tussen
Holland en Engeland. In die toen
dra leefde onder meer de mam
moet: zo komt het dat eertijds af
en toe mammoetstanden door vis
sers opgehaald werden in hun
netten.
De krijtrotsen van Artesië (Ka
les-Boulogne) enerzijds, en die van
de Engelse kust anderzijds, vorm
den één stuk, een soort sluitsteen,
die de toenmalige hoger gelegen
Noordzee afscheidde van de Man
che. Beide laatste: Noordzee en
Manche vormden elk een lange
brede golf, waarin de grote stro
men van het huidige vasteland
en van de Britse eilanden uit
mondden. De waterstand in de
Manche moet toen een tiental me
ter hoger geweest zijn dan in de
golf der Noordzee: zulks naar
schatting van de geologen. (Zie
kaart I.)
DOORBRAAK
VAN HET NAUW VAN KALES
I; kalkrotsen van Artesië die
het vasteland met Engeland ver
bonden, zullen toen reeds gedeel
telijk afgewreten geweest zijn; op
eens begaven zij onder de druk
van het water in de Manche, wel
licht bij een tempeest zoals dat-
ger hetwelk wij gekend hebben
in de nacht van 31 Januari op 1
Februari 1953, met zijn akelige ge
volgen.
Ook zal wel een langzame stij
ging van de zeespiegel die ca
tastrophe voorafgegaan hebben,
evenals thans sedert eeuwen een
daling van onze bodem aan gang
is, die wel mede oorzaak is van
de gebeurtenis hierboven vermeld
(31/- a 1/2/53).
De toenmalige stroom op onze
kust, door die doorbraak plots ver
bonden met de tegenoverliggende
s.' room komend uit de richting van
Normandië (zie de kaart I), sloot
nu aan met de Atlantische Oceaan
en vormde ineens onze ondiepe
Vlaamse zee, met haar zandban
ken en haar veelvuldige passen.
Aangezien vóór de doorbraak
het peil in de Atlantische Oceaan
een tiental meter hoger kwam dan
in de golf tussen Engeland en
Holland, voerde een geweldige wa
tervloed allerlei afbraak (zand en
rotsen) uit de toenmalige land-
brug Engeland-Frankrijk naar on
ze streek: een massaal transport,
dat lange tijd aanhield.
Men rekent dat na de doorbraak
het zeepeil eeuwen lang een 5 a 6
meter hoger bleef dan thans, zo
dat gedurende al die tijd het Noor
den van onze Vlaamse gouwen één
uitgestrekte waterplas bleef!
Die doorbraak wordt dan ook
in de geologie betiteld als Flan-
driaanse transgressie en dat tijd
stip als «Flandriaan tijdstip». Van
toen af was onze huidige kust
vlakte één waddenlandschap, be
staande in losliggende platen, die
steeds hoger werden naarmate
meer zand en klei erop neergezet
werden door de tijen. Daarop volg
de, eeuwen later, een nieuwe zak
king van de zeespiegel met nieuwe
geologische gebeurtenissen, zoals
verder blijken zal!
EEN EERSTE DUINENRIJ
Stilaan, eeuw na eeuw, vormde
zicli een eerste duinenrij, niet op
de huidige plaats maar 20 a
25 km. meer zeewaarts: daarvan
getuigen de hoeveelheden turf of
darink die men heden aantreft
o.m. cp het strand van Raversijde-
Mariakerke. Te noteren dat turf
ontstaat door opeenhoping van
planten in een moerassige streek,
vooral mos, waarvan de ene laag
na de andere bedekt wordt door
een lichte hoeveelheid slib bij ge
leidelijke stijging van het water
en meteen van de bodem. Waar
men turf vindt, was eertijds een
moeras en niet de zee; zulks is
het geval voor de strook die noord
waarts gelegen is van onze hui
dige kust, in zee zelf, vormend
een band van 20 a 25 km. breedte.
DE KAART Nr II geeft een
beeld van de toenmalige kuststreek
en van de ligging der eerste dui
nenrijen ten aanzien van de hui
dige kustlijn. Dat alles nog eens
volgens de gegevens der geologie.
DE EERSTE BEWONERS
DER KUSTVLAKTE
In die moerassige streek kwam
zich een schaarse bevolking neer
zetten, die wij alleenlijk kennen
door de voorwerpen die zij nage
laten heeft: primitieve wapens en
werktuigen, vervaardigd uit silex
of keien (koppekeien). Zulke voor
werpen werden opgedolven of ge
vonden in de laatste tientallen ja
ren, vooral ter Panne, maar ook
hier en daar elders. Zo hebben wij
in ons bezit een mooie snijbeitel,
opgedolven te Merkem in het
Noordeinde, bij draineerwerken, op
een diepte ,»van ongeveer 60 cm.,
in de nabijheid van de Blankaart;
die snijbeitel is omtrent 14 cm.
lang en aan de snede meer dan
4 cm. breed; een goede snede werd
bekomen door slijping, blijkbaar
door wrijving op een harde zand
steen.
Dat tijdperk draagt in de pras-
historie de naam van Nieuwe
Steentijdof Neolithiek, ook wel
«Tijdperk van de gepolijste steen»
omdat diestijds voor 't eerst de
silexen werktuigen en wapens ge
slepen werden, ten einde een
scherpe snede te bekomen.
Hoe die lieden leefden, lezen wij
bij de Griekse schrijver Pytheas
van Marseille, die omstreeks 330
jaar vóó.' J.-Chr. op onze kust en
in het hogere Noorden, tot bij
Noorwegen (Thule), een omreis
maakte. Hier volgt zijn merkwaar
dig verhaal: Daar stort de Oce
aan zich met twee tussenpozen
elke dag in een geweldige stroom,
over een onmetelijk land uit, zo
dat men bij deze eeuwige strijd
in de gang der natuur twijfelt, of
de bodem tot de aarde of tot de
zee behoort. Daar leeft een arm
zalig volk op hoge heuvels of lie
ver op door hen met de handen
opgeworpen hoogten; daarop heb
ben zij hutten gebouwd: zeevaren
den gelijk, als het water de om
geving bedekt; maar schipbreuke
lingen als de wateren terug gewe
ken zijn en zij rondom hun hutjes
de vissen najagen, die met het wa
ter trachten weg te vluchten. Vee
hebben zij niet en ze kunnen zich
niet met melk voeden, zoals hun
buren. Evenmin gelukt het hun een
stuk wild te vangen, aangezien
heinde en ver de zee elk struik
gewas heeft weggespoeld. Van riet
en biezen maken zij een soort
touw, waarvan zij visnetten ver
vaardigen. Aardkluiten die zij met
hun handen uitsteken (daring of
turf) laten zij meer nog in de
wind dan in de zon drogen en
branden zij om hun eten te ko
ken en hun door de noordêrwind
verstijfde leden te warmen. En
smalend voegt hij er aan toe: «En
zulke stammen, als ze eensdaags
door de Romeinen worden onder
worpen, noemen dat slavernij.
Dat verslag van Pytheas is het
eerste geschiedkundig document
betreffende onze kuststreek!
Door befaamde geschiedkundi
gen worden die eerste bewoners
gerangschikt onder de Chauken,
afgezakt uit het hoge noorden.
Daaronder waren ook Alpienen,
afgedaald uit onzj Ardennen, on
der de eeuwige aantrek van de
zee. Samen vormden zij een groep
Neolithiekers die bedoelde streek
bevolkten van omstreeks 4000 jaar
vóór J.-Chr. naar blijkt uit de bo
venbedoelde gevonden werktuigen
of wapens, en rekening houdend
met de grondlagen waarin die
voorwerpen vastzaten.
Omstreeks 300 jaar vóór J.-Chr.
kwam een Keltische volksstam, de
Morinen, zich in de kuststreek
neerzetten. Zij waren afgedaald
uit het westen van Germanië, en
beschikten toen reed3 over ijzeren
werktuigen en wapens, waardoor
zij veroveringen konden doen. Al
hier vormden zij een volk van vis
sers en zeevaarders; de hoofd
plaats van hun uitgestrekt gebied
was Térouane, nabij St Omaars,
ir Frankrijk, en hun grote haven
was Boulogne vanwaar zij naar
Engeland vaarden.
Na de doorbraak van het
Nauw van Kales
naar Faber: Geol. Ned.
N. B. De zware lijn duidt de
strandwal aan na de doorbraak;
de stippellijn stelt de huidige kust
lijn voor-
BEZETTING
DOOR DE ROMEINEN
i
Onder bevel van Julius Csesar
veroverden de Romeinen onze
kuststreek in 56 vóór J.-Chr. Alle
boeken van Vaderlandse Geschie
denis verhalen de strijd van die
Romeinse veldheer tegen de Me-
napiërs en de Morinen, die zich
verscholen in hun bossen en moe
rassen en daardoor onoverwinbaar
bleken!
Toch vielen zij onder de heer
schappij van Rome, wiens le
gioenen gedurende nagenoeg vier
eeuwen onze streek onder be
dwang hielden. In die tijdspanne
werden heirbanen en heirwegen
aangelegd, metBoulogne als uit
gangspunt en Kassei als centrum.
Vermelden wij in de kuststreek
een heirweg van Kassei over Lei-
sele en Veurne naar de zee, nabij
Oostduinkerke; een andere, meer
zuidwaarts, van Kassei over Pope-
rlnge, Langewade. Merkem, Wou-
men, Klerken (Preekboom), Wer
ken, en verderop naar Aartrij-
ke, Brugge en Aardenburg (des
tijds Rodenburg», de zogenaamde
Steenstrate
Sedert de oorlog 1914-18 is de uitdrukking «Streek van Bachten de Kupe» en «Volk
van Bachten de Kupemondsgemeen geworden in het Vlaamse land, ja zelfs tot in het
Walenland bij gewezen frontsoidate van 1914-18.
Velen denken dat die uitdrukkingen hun oorsprong vinden in bovenbedoelde oorlogs
jaren, tijdens de strijd aan de Yzir, die vier jaar duurde en de streek van Bachten de Kupe
herschiep in één groot legerkamp, waar onze jongens verbleven... en leden!
Zulks is nochtans mis; vóór 1914 gebruikte de boer van de Yzerstreek volgende uit
drukkingen in goed omlijnde betekenissen; Het Bloote, Het Houtland en Bachten de Kupe.
Met «HET BLOOTE» bedoelde hij zijn eigen streek: het laagland, de kustvlakte, waar
bomen een zeldzaamheid zijn; het land van «de stille, de vreedzame brede natuur» («Mijn
Vlaanderei Veremans), door buitenstanders ook genoemd «Het Noorden» of «De Polder».
Met HET HOUTLAND bediedt de boer uit het Bloote, het eigenlijke Binnen-Vlaan-
deren, het Heuvelland in tegenstelling met zijn laag gelegen land; dus de vroegere bosstreek
ten zuiden van de Yzer, waar eeuwen geleden het onmetelijke Vlaamse Woudzich uit
strekte, en waarvan het Vrijbos en het Bos van Wynendale (het Middeleeuwse «Woud zonder
genade»), voorname onderdelen waren.
Alwie van bezuiden de Yzer naar het Bloote komt of kwam, werd toen, en wordt
heden nog door de boer van ginder, betiteld ais een «Houtlander» en zulks meestal met een glim
van minachting en minderwaardigheid, als iemand uit een arme schrale streek tegenover een
bezitter uit de rijke weelderige landbouwstreek van Veurne-Ambacht.
West van Het Bloote lag de streek die door de boeren van de kustvlakte betiteld werd
als «BACHTEN DE KUPE», de streek va.i Pollinkhove, Lo, Alveringem, enz.; ook meer ten
zuiden, de streek van Proven, Watou, enz. Veelal hoorde men Ginder Bachten de Kupe
en Volk van Bachten de Kupe De bezoeker van aldaar was er Een van Bachten de Kupe
Waar vonden die uitdrukkingen hun oorsprong en wat betekenden zij? Naar onze me
ning ontstonden zij in een vér verleden, in toestanden die eeuwen achteruit slaan. Om zulks
klaar te maken, moeten wij afdalen, langs de weg der geologie en der geschiedenis naar de
wording van onze kuststreek.
Welnu die geschiedenis valt samen met de geschiedenis van onze zee en van de Noordzee.
Hier volgt ze kort samengevat en geïllustreerd met een viertal kaarten.
De voorwerpen gevonden o. m.
ter Panne, in de Rietpanne
dichtbij de Franse grens, vanaf
1885 door Ingenieur Donny, en na
derhand door anderen na hem, ge
tuigen van het vertoeven der Ro
meinen aldaar; vernoemen wij
vaatwerk, munten en medailles.
NIEUWE DOORBRAAK
DER ZEE
Op het einde der IV* eeuw
doorbrak de zee haar eerste dui
nengordel en drong door tot aan
de hoogtelijn van ongeveer 5 me
ter, tot over Diksmuide, Woumen,
Merkem, enz. Gans de streek bleef
één waddengebied gedurende een
viertal eeuwen, tot omstreeks 800,
ttz. tot de tijd van Karei de Grote.
Bij hoge tij stond alles onder wa
ter en bij lage tij was het overal
één sompige plaats, waar toch na
derhand schorren boven water be
gonnen uitsteken. De zee had dan
ook zoveel zand en klei neergezet,
geleidelijk aan, dat meer en meer
land gewonnen werd door de na
tuur zelf; land waartussen kre
ken kronkelden in verschillende
richtingen. Zeewaarts ontstonden
traagzaam nieuwe duineh: ttz. de
huidige duinenrij; zo bleef een
strook van 20 25 km. aan de zee
prijsgegeven. De zee zelf werd wat
zij thans nog is: een ondiepe wa
terplas, doorgaafls 20 a 40 m. diep,
bij uitzondering van enkele plaat
sen waar de diepte reikt tot een
50-tal meter.
Wat thans de streek is van de
Yzer, was in de IX" eeuw een
brede golf vanaf Diksmuide tot
aan de huidige kust: de zogenaam
de Yzergolf, die in 844 nog reikte
tot Lo; een echte baai, de groot
ste zeearm van Vlaanderen, inbe
grepen Frans-Vlaanderen.
Ten Oosten van Lo stak een
stuk van het huidige Vlaanderen
af, tegenover het overstroomde ge
bied: de streek van Pollinkho
ve, Alveringem, Veurne en west
waarts. Zij vormde toen reeds een
bewoonbare streek.
Oostwaarts lag Gistel, als een
haven aan een brede inham, bezij
den een uitstekend eilandje: het
huidige Zevekote. (Kaart III.)
NIEUWE BEWONERS
In de VII" eeuw en ook vroe
ger, kwamen nieuwe volksstam
men zich alhier neerzetten: eerst
in kleinen getale, naderhand ech
ter meer en meer: het waren Frie
zen en Saksen, afgedaald uit het
Noorden. Vandaar dat de toenma
lige kust naderhand de naam
kreeg van Litus Saxonicum, of
Saksische kust, zich uitstrekkend
vanaf de Yzer tot aan de Somme.
Oudenburg werd een hunner sterk
ten, destijds gelegen aan zee.
Vandaar ook een reeks bena
mingen die door bevoegde taal
kundigen beschouwd worden als
zijnde van Saksische oorsprong;
o.m. leet of lede en ledekens, t.t.z.
waterlopen, zoals: het Yperleet
(destijds lopend van nabij Nieuw-
poort in een oude zeearm over
Plassendale naar het Zwin, ten
noorden van Brugge), het Anne-
kensleet, enz.; ook de naam Diks
muide: muide betekenend mon
ding, dus monding van de dijk die
toentertijde aangelegd werd om
het water te kanaliseren, komend
van de hoogterij Klerken, enz. Te
noteren dat bedoelde dijk gevormd
was door de huidige Handzame-
vaart vanaf Eindsdijke bij Zarren
en uitmondend te Diksmuide in de
Yzer.
In die tijd ontstonden ook de
eerste dorpen: Alveringem, Ouden
burg, Werken, Poperinge, in de
VII" eeuw; Wulveringem in de
VIII" eeuw; Hoogstade, Lamper-
nlsse, Steenkerke, Veurne, West-
vleteren en Lo in de IX" eeuw;
Adinkerke, Klerken, Diksmuide,
Keiem, Leffinge, Vladslo, Wulpen,
Zarren in de X" eeuw.
INDIJKINGEN
West van de Yzergolf werd al
heel vroeg de zogenaamde OUDE
ZEEDIJK gebouwd, wiens naam
nog voortleeft in de volksmond,
en waarvan gedeelten op heden
nog c.ergebleven zijn. Die dijk liep
vanaf de zee, tussen Oostduinker
ke en Nieuwpoort, oost van Wul
pen, over Booitshoeke en 's Heer-
willemskapelle, west van Aveka-
pelle en Zoutenaaie, oost van Lam-
pernisse, naar Oudekapelle (de
huidige Zaadgracht), oost van
Nieuwkapelle en eindigend aan de
Knokke.
Blijkbaar was die dijk opgewor
pen om de streek Lampernisse
Lo Alveringem Pollinkhove
Steenkereke Veurne en ver
derop, te vrijwaren tegen het
zeewater en de watervloeden. Uit
verschillende gegevens blijkt, dat
die Oude Zeedijk moet aangelegd
geworden zijn in de loop der
X" eeuw, volgens sommigen zelfs
reeds op het einde der IX" eeuw,
volgens nog anderen in het begin
der XI" eeuw.
Naderhand moest die dijk gelei
delijk aan verhoogd worden, we
gens de voortdurende bodemda
ling van onze kuststreek, een bo
demdaling die heden nog voort
gaat. Uit het feit van die herhaal
de verhoging is wellicht af te lei
den dat het aanleggen van bedoel
de dijk niet met voldoende zeker
heid kan gesitueerd worden in de
geschiedenis van de kuststreek.
Naderhand ontstonden in be
doelde streek vier grote abdijen,
te weten: die van Lo in 1050, die
van Eversam (Stavele) in 1091, die
van Ter Duinen te Koksijde in 1107
en die van St Niklaas te Veurne
in 1119. Aan haar jis het groten
deels te danken dat de toenmalige
Yzergolf stuk voor stuk ingedijkt
en tot landbouwgrond herschapen
werd. Dat ontginningswerk was
een echt pionierswerk; er werden
grote grachten en vaarten gegra
ven, wier naam wel eens herin
nert aan hun bouwers: alzo de
Proostdijk nabij Veurne.
In de XI" eeuw zag de streek
er uit zoals aangetekend op
KAART IV. Daarop bemerkt men
inzonderheid de Heirnisse (Her-
dernisse), in het latijn Bircla
zich uitstrekkend over het huidige
Sint Jacobskapelle, Oudekapelle,
Stujvekenskerke, Kaaskerke, des
tijds één grote schorre vormend
waarop schapenkwekerijen.
Alles dan nog behorend aan
de toenmalige parochie Esen, die
zich destijds zeer vér uitstrekte,
ook Diksmuide en Klerken om
vattend, die zich later ontpopt heb
ben tot zelfstandige parochies, dorp
en stad.
Van Diksmuide voort liep een
arm van de Yzer in de richting
van Handzame - Kortemark, die
lange tijd bevaarbaar bleef: Esen
was toen een aanlegplaats voor
vissersboten; de huidige Esen ka
pel getuigde nog door haar ex-
voto's, vóór 1914, dat eeuwen voor
dien, de vissers aldaar de hulp der
Hemelmoeder kwamen afsmeken;
ook de toren van Esen diende lan
ge tijd als lichtbaken voor de zee
boten. Zulks verklaart ook de lig
ging der kerken, weerszijden van
de toenmalige vloed: Diksmuide-
Beerst (op ongeveer 4 km.), Esen-
Vladslo (op ongev. 2 km.) en Zar-
ren-Werken (op ongev. 1 km.). Die
zee-arm was bevaarbaar tot Hand
zame en zelfs tot Kortemark: in
1615 werd tot daar steen aange
bracht uit de kuststreek voor het
herstellen der Halle van Roese-
lare!
Diksmuide en leper waren in de
XI" en het begin der XII" eeuw
de twee grote havens op de Yzer
golf. Het was wellicht te Diksmui
de dat de vloot van Godwin scheep
ging! Kervyn de Lettenhove ver
meldt immers in zijn Histoire de
Flandredeel I, p. 118-128, dat
Godwin, graaf van Essex (Enge
land), die in Vlaanderen vertoefd
had bij de Graaf Boudewijn V, ge
zegd van Rijsel en er zijn zoon
Tos ig uitgehuwelijkt had aan Ju
dith, dochter van de Graaf van
Vlaanderen, met zijn vloot in
scheepte in de haven van de Yzer
en van daar naar Engeland vaar
de op 13 Augustus 1052. Later, in
1063, kwam zijn zoon Harald in
diezelfde haven aan met een vloot
uit. Engeland; die Harald werd la
ter koning van Engeland.
Naderhand, bepaald in 1160, ont-
st.-nd Nieuwpoort als haven aan
de Yzermonding, ter vervanging
van het vroegere Santhove of San-
deshove, dat ten onder was ge
gaan.
In 1166 maakte Diksmuide nog
deel uit van de Hanze van Lon
den, en de geschiedenis vermeldt
dat Gistel in 1171 nog op de Yzer
golf gelegen was.
Nochtans ontstonden van langs
zo meer schorren, en werden in
vlug tempo grote hoeven opge
richt, die aanleiding gaven tot het
ontstaan van vele nieuwe dorpen
en parochies: deze wier naam ein
digt op kerk of kapelle te
weten Oostduinkerke (1080), Ave-
kapelle (1119), Bovekerke (1119),
Eggewaartskapelle (1116), Oost-
kerke (1119), Ramskapelle (1120),
Sint Pieterskapelfe (1200), Kaas
kerke (1237), Middelkerke (1293),
Nieuwkapelle (1212) en Oudeka
pelle (1212), beide laatste voordien
samen het vroegere Rellemska-
pelle uitmakend, met het centrum
te Oudekapelle, waarvan die naam
afgeleid werd; 's Heer Willems-
kapelle (bij Veurne) (1218), St Ja-
slaat, ls niet uit te maken; wel
licht wijkt zij eeuwen achteruit.
Doch, wat In de volksmond leeft,
heeft een oorsprong en een reden
van bestaan, en duurt lang. Als
voorbeeld: uit de mond van oude
lieden in Veurne-Ambacht, hoor
den wij menigmaal de uitdrukking
De Dyserein plaats van de
Ysere. Welnu, in documenten van
de XVII" eeuw lezen wij weer
bare mannen op de vaart den
DYSSERE (rekening van 1649)
en de wacht op de riviere den
Dysere» (rekening van 1650), bei
de betreffende de Heerlijkheid van
Wynendale. De uitdrukking den
Dysere», thans nog in de mond
van oude lieden, slaat dus terug
tot de jaren 1600 en zeker nog
verder; met reden mag dan aan
genomen worden dat eveneens de
uitdrukking Bachten de Kupe
die leefde in de mond der lieden
van Het Bloote van vóór 1914,
eveneens eeuwen ver achteruit
slaat en wellicht tot de tijd der
drooglegging en landwinning in
de Yzerstreek.
ONDER DE OORLOG 1914-18
De oorlog 1914-18 bracht het
Belgisch leger achter de Yzer; het
bleef er gedurende vier jaren.
De vele intellectuelen die deel
uitmaakten van ons leger hadden
open oor voor de taal van Veurne-
Ambacht, en waren alras getrof
fen door de uitdrukking «Bachten
de Kupedie zij gans nieuw en
dan ook wel een tikje bespottelijk
vonden. Zij gold aldra als typisch
om daarmede de gewesttaai van
die hoek aan te duiden, en meteen
het volk dat zo sprak. Het is waar:
het woord bachten behoort niet
De Duinkerkiaanse transgressie van de IV" tot de IX" eeuw
naar R. Tavernler in Wetenscha pin Vlaanderen Nov. 1938
cobskapelle (1246), St-Joris (1240)
en Stuivenkenskerke (1247).
De laatste grote dijk die ge
bouwd werd, was de Grave Jans-
Dijk, waarvan heden nog gedeel
ten overgebleven zijn in de streek
van Blankenberge-Knokke en in
het noorden van Oostvlaanderen.
Die dijk liep parallel met de kust,
van Kales naar Grevelingen, Mar
dijk, Groenendijk, Nieuwpoort,
Westende, Raversijde, Wenduine,
Heist, Knokke, en verder over
Bouchoute naar het Waasland,
Hij was 9 meter hoog en werd
aangelegd onder Graaf Jan van
Namen op het einde der XII"
eeuw, na de grote overstromingen
van 1280, van 1282 en 1286. Die
dijk werd naderhand versterkt on
der Jan zonder Vrees (Hertog van
Burgondië), in de eerste helft der
XV" eeuw, na het groot tempeest
van 1404.
Te noteren, dat veel van de
gronden, gewonnen op de zee, door
naeenvolgende indijkingen, het be
zit vormden van Jan van Namen,
en de grondslag werden van zijn
groot domein, het bekende goed
en slot van Wynendale, de groot
ste heerlijkheid van Vlaanderen!
DE KUPE
EN BACHTEN DE KUPE
OUDTIJDS werd het woord
KUPE gebruikt in twee bijzon
dere betekenissen: ten eerste om
een stadskom aan te duiden. Zo
leest men in verschillende oude
documenten... «binnen de stads-
kupe of buiten de stadskupe
enz.; anderzijds wordt het woord
kupe gebruikt om een laaggelegen
landstreek aan te duiden, die ge
makkelijk onder water komt; zo
spreekt men van de kupe in de
streek van de Schelde, om lande
rijen aan te duiden die af en toe
onder water komen, o. m. rond
Oudenaarde; ook in andere stre
ken. Te Roeselare vinden wij: de
Baelcuype en de Baelcuypehoek
in de XVI" eeuw. Tijdens de laat
ste watersnood van 31 Januari a
1 Februari sprak men te Oosten
de van de Kupe om het gedeel
te der stad aan te duiden dat on
der water stond; ook de dag- en
weekbladen gebruikten weieens die
uitdrukking, en de Franse dagbla
den vertaalden door de woorden
cuve en cuvette
De oude Yzergolf van do IX" a
XII" eeuw was één grootse KUPE,
die geleidelijk in landerijen hei--
schapen werd, zoals hierboven aan
getoond. Naderhand kreeg die
streek de naam van Het Bloote,
het eigenlijke nieuw-land, in te
genstelling met Het Houtland, dat.
feitelijk Oud-land was, een term
die dan ook door sommige schrij
vers als omschrijving en verkla
ring gebruikt werd voor Hout-
land
Met de streek van «Bachten de
Kupe beduidde de boer van het
Bloote vroeger steeds de strook
gronds, gelegen west van de Oude
Zeedijk, de streek dus die het
eerst onttrokken werd aan de
Kupe. Vóór 1914 wist men in Veur
ne-Ambacht beslist te zeggen van
iemand: «Het is er een van
Bachten de Kupewanneer die
persoon kwam of oorspronkelijk
was van Pollinkhove, Alveringem,
Steenkerke, Veurne en verderop...
ginds Bachten de Kupe.
Dat is, naar onze mening, de
oude betekenis van de uitdruk
king waarover wij het hebben.
Hoe ver die uitdrukking achteruit
tot de beschaafde omgangstaal en
wordt alleenlijk gebruikt in West-
vlaanderen; derhalve in veel be
tekenissen.
Ze betekent het eerst: ACHTER
in de uitdrukkingen: bachten de
kerk; bachten de deur; de hond
loopt bachten zijn meester; hij
ging bachten de wagen; de koor
de bachten de knoop hebben, ttz.
zeker zijn van zijn feit.
Vervolgens betekent bachten
evenseens: VAN ACHTEREN; al
zo: dit huis is bachten zeer laag
van dak; zijn haar is bachten af
gesneden; hij ging al bachten;
de rivier vloeit al bachten zijn
huis; hij kwam van bachten een
boom; hij is beslijkt van voren en
bachten.
Ook wordt het woord «bachten»
gebruikt om aan te duiden: achter
het huis, het ACHTERPLEIN;
bv.: 't is bachten dat men roept;
giet dat water bachten; de kolen
liggen bachten; hij liep seffens
bachten.
Verder om een achterplaats aan
te duiden in de zin van open lucht;
bv.: een huis met een bachten
daaraan; een huis met een grote
bachten; van den bachten komen;
in den bachten wandelen.
En... nog In andere betekenis
sen...!!
Zoals gezegd; die veelvuldige be
tekenissen, dat veelvuldig gebruik
van het woord bachten verwek
ten de lachlust van de intellec
tuelen-frontsoldaten. Evenzeer viel
in hun oor het woord KUPE voor
kuip, te meer daar men in andere
streken van het Vlaamse land eer
der het woord tobbe gebruikt
om een kuip of kupe aan te dul
den. Het woord KUPE omvat nu
juist twee eigenaardigheden van
het Westvlaamse dialekt: voor
eerst de klankverwisseling van ui
in uu. In het Westvlaams hoort
men immers geen tweeklanken,
want in plaats van ui zegt men uu
(vuul voor vuil, uul voor uil, kuul
voor kuil, enz.); alzo ook de ver
wisseling van ou in een verkor
te oozoot voor zout, good voor
goud, stoot voor stout, enz. Een
tweede eigenaardigheid van het
Westvlaams is de slepende e: stra-
te voor straat, beurze voor beurs,
kupe voor kuup, enz.
Alzo bleek de uitdrukking «bach
ten de kupe» typisch voor de in
tellectuelen, om het Westvlaams
te kenmerken. Aldra gebruikten
die frontsoldaten met welgenoe
gen, en een tikje ironie, dat spe
cimen van ons dialekt
Daarbij beseften zij echter niet
dat het woord «bachten», hetwelk
meest in hun oren klonk en in
hun mond speelde, evengoed recht
heeft van bestaan als een reeks
andere woorden die op dezelfde of
een gelijkaardige manier gevormd
werden. Vergelijken wij:
Binnen ontstaan uit
be in en tot binnen;
Beneden ontstaan uit
be neder n tot beneden;
Bulten ontstaan uit
be uit en tot bulten;
Boven ontstaan uit
be over n tot boven;
Bevoren ontstaan uit
be voor en tot bevoren.
En waarom dan ook niet be
achter n tot bachten??
Wat verder de klankverwisse
ling betreft van ui tot uu, in kuip
tot kupe: daarin houden wij ver
ban 1 met het Fries en het Neder-
Saksisch, waar ook de ui verwis
selt tot uu, en de ij tot een ver
korte ie, zoals bij ons ie kwam
(voor hij kwam), en ziede (voor
zijde), «lieden» (voor lijden). Mag
zulks niet doen denken aan de
eerste Friese en Saksische bewo
ners onzer kustvlakte, zodat die
eigenaardigheden in ons dialekt,
als zoveel reliken blijken te zijn
van een gemeenschappelijke oor
sprong met de Friezen en Saksen?
Hoe het zij: de uitdrukkingen
Bachten de Kupe en streek
van Bachten de Kupekregen
een gans nieuwe betekenis onder
de oorlog 1914-18, in de mond
der frontsoldaten. De uitdrukking
Streek van Bachten de Kupe
betekende voor hen de streek
van achter en bij de Yzer» waar
men bedoeld dialekt sprak; en de
uitdrukking volk van Bachten de
Kupebetekende het Volk van
Veurne-Ambachtsamen met het
volk van de Westhoek in wier
midden de legers vier jaar ver
toefden.
NA DE OORLOG 1914-18
Na de oorlog 1914-18 bleven
die uitdrukkingen voortleven en
maakten opgang. Weldra beduid
de men daarmee in het ganse
Vlaamse land, geheel Westvlaan-
deren en het volk van Westvlaan-
deren. Wanneer nu een Antwerpe
naar spreekt van Bachten de
Kupe bedoelt hij Westvlaanderen
heel en gans en niet meer de Yzer
streek of de gewezen frontstreek.
Het Westvlaamse volk is dan ook
voor de Antwerpenaar, de Kempe
naar, enz., «Het volk van Bach
ten de Kupe» geworden!
Maar voor ons, Westvlamingen
zelf, blijft het de streek die bezon
gen werd in het lied Mijn Vlaan-
derland door Priester Alexis De
Carne, van Stavele (1848-1883), ge
bouwd op het Provenqaalse volks
lied Magaliuit Mireille van
Mistral:
Kent gij de streek van 't blonde
Noorden
't Waait er en 't buist er
I's winters fel;
Ruw zingt de wind zijn wilde
akkoorden
't Kind van de streek verstaat
[ze wel.
't Is de streek van de Yzer, het
ganse heerlijke Veurne-Ambacht,
met zijn stoere, fiere bewoners,
het hoogstaande boerenvolk van
het Bloote; de oude KUPE en het
oude BACHTEN DE KUPE; sa
men een kern en een parel van
het aloude Vlaanderen.
Roeselare, Maart 19SS.
V'.I
Éi
Mm
Mr...
if?
'f:
B. ff. DOCHY,
Rre-Hoofdinspecteur
Dager Onderwijs.
De oude Yzergolf:
omstreeks de XI" eeuw, binnen de puntlijn (blauw)
en ligging der zeekust, op de stippellijn
Ab. Briquet: Littoral du Nord de la France.