Onze meesters.
s7adTnïeuws~
Laster, Schijnheiligheid
en Hebzucht.
]\r 325.
Maart 1892,
Zondagsblad der Stad en het Arrondissement YPEREA.
M
Men schftlrinf^t'Tv-.p?-.^-. f f.vT
Yperen, Diasmudéslrait,
31 e Jaai'o
te
Alle affichen bij den drukker vaiv dirblad ged
onvergeld in hetzelve geplaatst tot a^nfda^-de
Men wordt verzocht alle hoegenaarade artJfcëtewtet'fijk tegen
Vrijdag namiddag,vrachtvrij en onderteekend toe te zenden.
Voor de aankondigingen buiten West-Vlaanderen, zich te
wenden te Brussel bij l'Agence Havas,52,Magdeleinestr.,
of te Parijs, 8, Beursplaats.
ENTSPIILIS V()0
voor des
•verzetu
P BETAALBAAR:
3 fr.voor Bclgic.
t port daarboven.
AankohAigfe^^h^iU-'ff) centiemen den regel.
Reklamen: 23 id. id. id.
Rechterlijke eerherstellingen'1 frank id. id.
Akkoord per maand of per jaar.
Nous sommes les maitres et nous
vous le ferons bien voir
(Paroles et musiquè de M. Nothomb, 1884).
Hoe de wind gekeerd is sedert dien
tijd Het spreekwoord zegt dat, als de
schuur op het invallen staat, de rat
ten er van door trekken. En ik geloof
dat het spreekwoord nogmaals gelijk
heeft. Als oude slimme ratten, zooals
Nothomb, er van onder schieten, dan
moet inderdaad de klerikale barak fel
aan 't kraken zijn. Dat er een vuile
stofwolk zal opgaan, wanneer dat
vermolmd roskot eens voor ened zal
instortenr^n er veei zal weg te Pui
men en op te kuischen zijn, daaraan
valt niette twijfelen, maar wij, libe
ralen zijn zulks gewoon: reinigen en
recht zetten wat de papen bevuilden
en omver wierpen, dat is de gewone
taak der liberalen in ons land; tel
kens dat de roomsche ajuinen het
zoo zwart en vuil hebben gemaakt,
dat zij met schaamte en schande den
berg moeten afrollen, om niet in hun
eigen morsigheid te verstikken, dan
roept het bedrogen en misleide volk
de hulp der liberalen in, om het zin
kende staatsschip te redden, terwijl
de kerkratten tijdig gezegd schip ver
laten en veilig den oever trachten te
bereiken, gelijk Nothomb het de eer
ste van allen gedaan heeft, in af
wachting der anderen, die weldra
zullen volgen, bij verder kraken en
uiteenschokken van het verrotte pa-
penkraam.
Laat ons hopen dat, eenmaal ons
land uit de klauwen der zwarte
nachtvogels gered, het nieuw libe
raal Ministerie dezelfde krachtdadig
heid zal toonen om op te bouwen, als
de reeds vluchtende kerkratten aan
den dag hebben gelegd om af te bre
ken en kwaad te stichten. Het voor
beeld, ons door die roomsche spek
schieters gegeven, mag of zal niet
verloren gaan. Ons volk heeft nu
eens de korte en langgerokte jezuïe
ten onbewimpeld aan 't werk gezien;
het had die les misschien noodig voor
zijn eigen welzijn en geluk.
En wanneer de dag der redding
daar is, herhalen wij dan eenvoudig
de woorden van Nothomb: Nous
sommes les maitres et nous vous le
ferons voir!
Yperen, 20" Maart 1892.
lil het Journal a' pres van ijacefftag
1.1. lezen wij een artikel waarin de arm-
zaligze schrijver van dit boterpapiertje
zich niet schaamt zijne gal uit te spuwen
tegen een eerlijk man, die den 8" dezer
begraven werd. Zijne gewaande veront
waardiging is zoo groot dat hij niet aarzelt
den overledene le lasteren en zijne ter
aardbestelling met den naam van delving
le bestempelen, en dit bewijst den graad
van opvoeding van dien heiligen brood
schrijver.
Ten eerste, indien hij eenige kennis van
wellevendheid had, hij zou welen dat men
ecnen mensch begraaft en een dier delft;
dat een mensch, wat hij ook zijn moge,
liberaal, vrijdenker, vrijmetselaar, jood of
mahomedaan, een redelijk schepsel is dat
niet met onredelijke dieren moet vergele
ken worden.
Ten tweede, dat men een overledene,
wie hij ook zij, moet eerbiedigen, en dat
hel hem, arme schrijvelaar, niet toekomt
een overledene le oordeelen.
Doch, zeggen wij het maar rechtuit, de
verontwaardiging van dien Dambeeuwlek-
ker spruit slechts uit het verlies dat de
geestelijkheid heeft gedaan door eene bur
gerlijke begraving te zien plaats hebben
in plaats van den grooten tralala, dien
men gewoonlijk aan deze rouwplechlig-
heden brengt.
Inderdaad, zoodra een pastoor of een
kapelaan verneemt dat een persoon over
leden is, 't zij dat hij berecht zij geweest
of niet, aanstonds zendt men den koster
om te weten welken dienst de familie be
geert te doen, en welken dag het haar zal
believen de begraving te doen plaats heb
ben. Die heeren vragen niet of de overle
dene een overtuigde christen was of niet,
of hij de geboden Gods en de geboden der
Kerk onderhield; neen, zij vragen slechts
of hij geld heeft en of hij den grooten tra
lala zal kunnen betalen.
Vraagt men eenen dienst van eerste,
tweede, derde en zelfs van vierde of vijfde
klas, alles is goed; op den geslelden dag
komt men met vaandels en standaarien,
zangers en kerkbediendenden overledene
ten huize halen en men draagt hem naar
de kerk al zingende, met begeleiding van
ktokfcenge/um'. Dadr heeft uv uienst
plaats ingevolge den prijs dien men be
stieren wil en de doode wordt plechtiglijk
bezongen, bewierookt, en eindelijk begra
ven.
Is het een werkman of een arme dom
pelaar, die de middels niet heeft om den
grooten tralala le betalen, men haalt hem
zonder plechlpleging en leidt hem langs
den kortstéiyveg naar de kerk, waar met
zeven haasten eene mis gelezen wordt,
waarna men hem naar het kerkhof draagt
om begraven te worden.
ledereen beeft ware voor zijn geld en
er valt niet le dingen, het tarief is daar
en men zal er geen cent van afdoen.
Maar is de overledene een arme sukkel
die de middels niet heeftom eene eenvou
dige begraving le betalen, al ware hij de
beste citrislene der wereld, men weigert
hem le begraven en hij moet gedolven
worden.
Zoo komt liet dat eerlijke maar dood
arme personen, die nooit de hand hebben
uitgesteken om eene aalmoes te vragen,
zich verplicht zien te gaan bedelen, ten
einde voorop de begraving te betalen van
bet familielid dat zij komen te verliezen.
Is dit w-el de voorschriften van den
God-Mensch naleven? Is dit geen handel
drijven met den godsdienst
Maar wanneer het gebeurt dat een ster-
i. i
irr
\S
«-50
ENTIEME
NUMMER.
fj.
DE TOEKOMST
Of