HET NOTARIEËL EN NIJVERHEIDS ANNONCENBLAD
Nieuwsblad voor Poperingh en Omstreken.
De bloem van het Vrijboseh
Apotheek Frans Van de Plas
Zondag 26* Februari 1922.
15 Centiemen.
19' Jaar. Nr 9.
Heer Maurice DEWULF,
Geen Meesters meer
Abonnementprijs
In Stad fr. 6.50
In Belgie 8.00 jj
Buitenland 13.00
Sausen=Vanneste,
15, Gasthuisstraat, j
POPERINGHE
Eene inlassching
Professor aan de Katholieke Hoogeschool te Leuven.
I 't Was een vrouw...
Frankrijk en Engeiand
en Ruslar.d.
Voor de Conferentie van Genua.
Zaken doen.
Vrienden en vijanden.
Meet Belgie naar Genua.
i» 8» k li i o li so. -
P o li tiek O verzieh t.
öe hervorming van het leger.
Oorlogsschade.
Oorlogsschade.
Zitting van den Gemeenteraad
per Jaar
Uitgever
Drukkerij.
Papierhandel,
Postcheckrekening
15570.
Franrc
PHIJS
voor Aankondigingen
BERICHTEN,
VERKOOPINGEN,
o.6o ct" per regel.
Herhaalde Inlassohing.
0 5o ctn per regel.
VONNISSEN,
1 5o fr. per regel.
OOÜWBEniCHTEH,
5 ir. voor xo r< g
Herhaalde Annoncen
prijzen op aanvraag.
Alle annoncen zijn
vooraf te betalen
en moeten voor den
Vrijdag noen inqe-
zonden worden.
Hij werd geboren ie Poperinghe den 6 April 1867 en is de zoon van de
achtbare Heer Doktor en Mevrouw Henri Dewulf.
De Stad Poperinghe mag te recht fier op hem zijn. Na schitterende studiën
aan de Hoogeschool te Leuven gedaan, werd hij aldaar als Leeraar benoemd. Zijne
uitstekende geleerdheid en zijne werken hebben hem wereldberoemd gemaaktte
recht mag hij aanzien worden als een der hoogstgeleerden, niet alleen van Belgie, maar
zelfs van gansch de wereld. Van een zijner leerlingen geven wij hier eenige lofregelen.
Natura non facit saltus zegden de te doen herleven, haar een nieuwen luister
wijzen uit de Middeneeuwen, wantin geven, was zeker niet gemakkelijkzij moest
dien tijd spraken de geleerden Latijn en
door die spreuk bedoelden ze dat de aloude
natuur nooit bokkesprongen maakt, maar
altijd even traag en rustig haar leven leeft,
en alles leven doet. Waar de mensch echter
zijn neus insteekt, schijnt alles als ineens
omvergeworpen. Er is zooveel veranderd
met den oorlog, hoort men alom zeggen en
de ouderen weten zelfs nog te spreken van
den tijd dat de diligence reed, en dat er geen
velos bestonden.
Zoo ook gaat het in de hoogere gedach-
tenwereld, daar waar systemen worden-op
getimmerd en theoriën vervaardigd, die alles
moeten uitleggen, en de beginselen opzoeken
van alles wat «is». Nü en dan vallen
er van die feiten voor die gedagteekend
staan als de vertrekpunten van nieuwe
stroomingen in het denken der menschen.
Een dier merkwaardige oogenblikken uit
de geschiedenis van de Wijsbegeerte der
19c' eeuw is voorzeker geweest het oprichten
van het Hooger Instituut van Philosophie
aan de katholieke hoogeschool van Leuven.
Dat gebeurde ten jare 1893, op aanvraag
van Zijne Heiligheid LeoXllI. De stichters
waren Kanunnik Mercier, onze huidige kar
dinaal, en vier jongere medewerkers onder!
welke bijzonder te vermelden Maurits
Dewulf, van Poperinghe, die pas zijne
studiën in de rechten had voltrokken
gansch herdacht en in een jongeren vorm
hergoten worden. Maar daarom moest zij
eprst gekend zooals ze vroeger was in haren
vollen bloei.
Haren oorsprong en ontwikkeling opzoe
ken, ze schiften van alle vreemde vraagstuk
ken, van theologischen of wetenschappelij-
ken aard, werd de taak van Maurits De
wulf. Veel werk is reeds afgelegd, 't zij
door hem, 't zij onder zijn toezien. Zijne
Inleiding tot de Neo-Scholastiek is eene
kortbondige daarstelling van het oude stel
sel, waarvan hij de eenheid en de zelfstan
digheid op wondere wijze doet uitwijzen,
alsook eene aanduiding van den weg dien
de Neo-Scholastieke dient in te slaan.
Verscheidene Middeneeuwschepersonnages,
sinds lang vergeten, heeft hij aan 't licht
gebracht, of beter doen kennen.
Maar zijn meesterwerk is zeker wel zijne
Geschiedenis van de Wijsbegeerte der
Oudheid in 't Engelsch en in 't Fransch
uitgegeven.
Om dit werk heeft hij verleden jaar, den
tienjarigen prijs van Wijsbegeerte behaald.
Maar het is niet alMaurits Dewulf is nög
een fijne criticus. De oude wijsgeeren der
XI1 le eeuw hadden geen esthetiek of
theorie over kunst, maar de beginselen er
van lagen toch in hun stelsel opgesloten,
Hun doel was de wijsbegeerte der scho- zooals de volledige korenhalm in het graan
lastieken, door de modernen miskend en voor i *ie verdoken ligt. Dat graantje heeft hij doen
dood aanzien, te doen heroprijzen, en te
toonen dat de Katholieke Kerk een wijsbe
geerte bezit, die niet alleen kan opwegen
tegen die der hedendaagsche denkers, maar
er ver boven staat, en die van den vooruit
gang der wetenschap niets hoeft te vreezen.
■Scholastieken noemt men de wijsgeeren
uit de Middeneeuwen. De voornaamste is
geweest de H. Thomas van Aquino. Hunne
opwassen, en de scholastieke leer over kunst
heeft hij daargesteld in eene reeks voor
drachten, gedurende den oorlog gegeven te
Poitiers, in Frankrijk.
Overal is professor Dewulf gekend en
gewaardeerd; tot in Amerika toe, waar hij
de helft van ieder jaar verblijft, om er aan
eene of andere hoogeschool les te geven
elk land wil groote mannen en groote
leer was eene natuurlijke wijsbegeerte, ten j gedachten bezitten,
deele aan den grooten Griekschen wijsgeer Beste lezers van Poperinghe, de roem,
Aristoteles, ten deele aan de kerkvaders ont- dien Maurits Dewulf, groot geleerde en
leend, maar tot één stelsel gedacht, en ten groot werker, door lang zwoegen verworven
dienste gesteld van de Godsgeleerdheid. heeft, valt op U neer, want hij is een der
Die wijsbegeerte, sedert de XIVe eeuw ge-'
heel vervallen, en zelfs belachlijk geworden,
Mengelwerk van De Poperinghenaar 61
door A. HANS.
Godelieve bleef maar zitten en de roerige
dag verliep. De avond zonk weer.
Nu moet ik toch voort zei Godelieve.
Blijf hier slapennoodigde moeder.
't Is donker en ge weet nooit wat ge tegen
komt.
De Duitschers zijn weg, buiten eenige
oudereen stille mannen. En tante zou onge
rust zijn. 'k Had al eer moeten door gaan.
Ze stond op en nam afscheid.
Buiten ontroerde ze. Bij 't kruis van den
vermoorde stond een gedaante...
Die vreemde dame
Godelieve huiverde...
Maar zoo ze eens naar die vrouw toeging
en haar alles vroeg... Ze had toch recht te
weten, wat er tusschen die dame en haar
man was 1
Godelieve deed eenige schreden nader.
De vreemdelinge keek op...
- Madam De Vuist, zei ze ook verschrikt.
Ja...
O, 't is waar, gij woonde hier... als
men je...
Mijn ouders wonen er nog.
Gij werd gewaarschuwd...
O, zeg mij dan...
Neen, neen... ik zeg niets! onderbrak
de vrouw. Het kwaad moet zich zelf straffen.
Ga naar uw man... hij kan spreken hij, die
u bedroog, die er zoo velen bedroog. Uw
inan... maar gij werdt gewaarschuwd
uwen. Terecht moogt gij fier zijn over zulk
een man. Een zijner leerlingen.
Toch niet rechtuit...
Duidelijk genoeg! Ik wil niets meer
zeggen... Ga naar hem...
Maar hij zal mij weer bedriegen... hij
heeft mij altijd voorgelogen.
Godelieve hakkelde dit in 't Fransch.
Plotg zei de vreemde in vlot Vlaamsch.
Louis De Vuist zal toch moeten spre
ken. Elk mensch heeft een geweten...
En dan is daar de vrees van 't gerecht!
't Gerecht...'
-Och, ja... 't gerecht! Maar het is zoo
eenzijdig... de wetten zijn door mannen
gemaakt.
Heeft Louis dan een misdaad begaan?
vroeg Godelieve angstig.
Is heel zijn leven nu geen misdaad Hij
verraadt zijn volk... zijn leger, zijn koning
en land. O, het verwondert mij niet, toen ik
het vernam. Hij is tot alles in staat... Uw
man... maar gij werdt verwittigd. Gij hebtu
laten verblinden door rijkdom... door de
schoone villa...
Neen... ik beminde hem...
Dat meende ge
Waarom zijt ge zoo geheimzinnig? Heb
medelijden met mijriep Godelieve als in
wanhoop.
O, ik had medelijden... ik heb u ver
wittigd... hoort ge het... ik!
Hebt gij toen bloemen bij dat kruis
gelegd...
Spreek daarover niet... ga naar Louis...
en pers hem door vragen
Vereeke kwam van het hof. De vreemde
verdween haastig.
j Wie is dat? vroeg de boer. Ik hoorde
u klappen...
Er zijn geen meesters 'lijk vroeger...
Zoo leeren de ketters, maar zij dolen...
Sedert den oorlog zijn vele kinderen ver
wilderd, dat is waar. Ruw zijn zij gelijk
boschmannekens, vechten lijk negers, vloe
ken lijk bandhonden, stelen lijk raven, snoe
pen lijk musschen, drinken lijk trechters en
dansen tegen hun haar omhoog. De praat
die onder het aankomend volkje verteld
wordt zou een buildrager doen blozen. Zij
kennen den bovenkant, maar ook de onder
grond van 't leven en als de meester in de
school van verre maar naar sommige zaken
wijst, pinkoogen zij tegen elkaar dat zij
daar zooveel van weten als de meester zelf.
En ten slotte zijn zij niet meer bekwaam om
een postkaart te schrijven zonder fouten...
Bij wien ligt de schuld Bij de mees
ters beweren sommige ouders.In onzen
jongen tijd, dan was 't wat anders. Dan
hadden wij ontzag voor den meester. Als wij-
hem van verre zagen, pakten wij al naar
ons muts, en als wij er geen hadden, dan
zouden wij aan ons haar getrokken hebben
of zelfs een kruisken gemaakt. Die kon met
ons doen wat hij wilde. Wij leerden ons les
sen en maakten ons huiswerk wij waren
op tijd in de school en gingen er treffelijk
en op rang uitwij waren bang van katte
kwaad te doen vóór en na, of aardigen
praat te vertellen want als de meester het
vernam, kregen wij het warm en zouden
door den grond gezonken zijn. Wij kwamen
geleerd uit onzen schooltijd... Maar nu nu
laten de meesters de kinderen betijen en loo-
pen waar ze willen. Er zijn geen meesters
meer
Komaan De meesters zijn 'lijk voor
heen maar de ouders zijn niet meer 'lijk
vroeger. Er zijn geen ouders meerEn als
kinderen verwilderen, dan ligt de schuld
grootendeels aan de ouders.
Als gij in uw jongen tijd de kans klaar
zaagt sloegt gij ook wel over de steng.
Maar vader en moeder waren er vlug bij.
Die zorgden voor de opvoeding van hun kin
deren, die steunden den meester, die werk
ten met hem samen.
Toen kreegt gij 's Zondags twee centen
zakgeld,'één cent in den voornoen na de
Hoogmis, en één 's nanoenens, na het Lof.
Daar moest ge mee zien toe te komen, en
kon'dt anders maar aan uw vingeren zui
gen.
Thans rammelen de zakken van de sna
ken van dikke nikkels en komen er ver
frommelde briefkens uit hun vestzak bo
ven thans kunnen zij snoepen naar harte
lust.
Toen mocht gij in 't geniep een kastanje
uithollen, er een steel in steken van bezieji-
hout, en er droge eikenblaren of varens uit
smooren ofwel een ouden parapluie op zol
der aftakelen en de baleinen van sponsriet
rooken, dat ge er groen en geel van werdt.
Maar als vader of moeder het roken, moest
ge het hazenpad kiezen.
Thans halen de jonge gastjes hun pak si
garetten boven, en rooken dat de damp
langs hun neusgaten uitvliegt, in 't gezicht
van vader en moeder.
Toen hadt gij geen leelijk woord durven
zeggen, of vader had u de lenden afgesla
gen.
Thans mogen die kwasten vloeken 'lijk
'nen vrachtvoerder en gemeenen praat ver
tellen, waar ge de boomen van zoudt op-
loopen.
Toen holdet gij ook wel eens de straat
over en de velden door om koeien te trei
teren in de wei of het koren omver te loo-
pen maar met den daver in 't lijf kwaamt
ge naar huis, want ge beefdet voor de ram
meling.
Thans mogen de kinderen ruifelen zoo
veel het hun lust, loopen met wien 't hun
belieft, laat over straat ravotteren zoolang
het hun aanstaat. Vele ouders zijn blij dat
ze onder hun oogen uit zijn, dan hebben zij
er geenen last mee.
Toen zat ge vol angst en schrik als ge
in de school iets mispeuterd hadt, en de
meester dreeg het thuis te zeggen want ge
wist dat ge van vader priegel kreeg.
Thans lachen de kwanten den meester
in zijn gezicht uit, als hij speekt van aan va
der hun boeksken open te doen, en spotten:
Die trekt zich daar niets van aan
Toen moest ge thuis, na de klas, uw les
sen leeren en uw werk schrijven, en werden
uw lessen afgevraagd en uw werk nagezien.
En was 't niet in regel, ge mocht niet naar
bed.
Thans kijken vele ouders er niet naar
Welke vrouw...
'k Weet het niet.
Geen van de parochie?
Neen... Ze stond bij het kruis, 't Was
zij, die daar bloemen legde.
Is ze familie zan den vermoorde?
Ze wilde niets zeggen...
Zij weet misschien alles...
Voorzeker
Maar och... een vermoorde! In den tijd
ja, bracht dat honderden menschen op de
been. 't Is al zoo veranderd. Er liggen nu op
't kerkhof wel twee honderd vermoorden en
op de andere kerkhoven... en overal... te
midden van de velden. Kunnen we nu aan
dien eenen nog peinzen?... Die vrouwe is
misschien zwak van zinnen...
Toen aarzelde Godelieve. Zou ze alles
vertellen, wat ze wist... dat die vrouw bij
Louis was geweest en zij hem beschuldigd
van misdaad... Maar welke misdaad?
Neen... ze wilde eerst met haar man zelf
spreken. Waarom altijd haar ouders te be
zwaren met haar eigen leed?
Ik ga nu rap voort zei ze.
'k Zal een eindeke mee stappen.
O, 't is niet noodig...
't Doet 't doet...
Samen gingen ze voort langs den eenza
men, donkeren weg.
Ze hoorden weer het kanon van den
zeekant.
Ja, de Duitschers weg, zei Vereeke.
Als ze ginder aan den Yzer nog zitten dan
houden ze 't hier ook nog. Met den uitkomen
beginnen ze opnieuw, 't Is nu maar wat met
de kanons. Heel Europa moet er zeker aan.
Godelieve sprak weinig. Ze was met haar
eigen gedachten bezig. Tegen de plaatse
oitf of hun kinderen thuis nog leeren of
niet en weten ze misschien zelfs niet, dat
de kleinen huiswerk meekrijgen.
Neen, neen, meesters zijn er nog wel ge
lijk voorheen, maar geen ouders vele Ou
ders zijn geen opvoeders meer zij zijn de
schuld dat hun kinderen verwilderen.
Th. Van Tichelen.
Er gebeuren wondere dingen in het Euro
pa van heden. Dat Europa blijkt een vat vol
tegenstrijdigheden In de bijeenkomst van
Cannes werd het ontwerp eener Conferentie
te Genua vastgesteld. Daar zouden, naar
Engelsche opvatting, alle landen van dat
versukkeld Europa samenkomen om broe
derlijk te overleggen hoe men den beroerden
toestand gebeteren kon. Duitschers zouden
aanwezig zijn, ook Russen. Hier rijst een
Fransch protest op. De Franschen willen
uitstellen en de Engelschen willen door
werken.
Denken we nu eens na. De Engelschen
stonden op geen kwaden voet metdeSovjet-
Russen. Er zijn in Engeland veel moeilijk
heden geweest om daar te geraken. Churchill
en zijne vrienden voerden eerst liever oorlog'.
Doch dat zou Engeland honderd millioen
pond kosten. En de les geleerd tijdens den
laatsten oorlog lag de Engelschen te veel in
het geheugen.
Het zou hun veel voordeeliger zijn te on
derhandelen en zaken te doen. De Franschen
protesteerden wel om reden van hun goud
dat in Rusland was. Maar Engeland zette
niettemin zijn zin door. Italië volgde weldra.
Russische gezanten reisden naar Londen,
naar Berlijn en Rome. Werden er koopen
en verkoopen gedaan? De dagbladen spotten
er mee doch de zakentnenschen, en vooral
de Duitschers die loechen niet.
Engelsche schepen wedijverden met
Duitsche schepen om waren, vooral macliie-
nen, aan de Russen te leveren. En die be
taalden ook.
Toen kwamen de Franschen achteraan.
Ze lieten den handel met Rusland toe. Alleen
nam de staat geen greintje verantwoordelijk
heid. Maar de Russen beweerden dat ze niets
konden koopen bij de Franschen.
Het getij verliep stilaan. Men begon over
erkenning van oologsschulden te gewagen.
En de Russen gaan steeds verder. En de
Franschen ook. Artikels in de Fransche pers
sturen klaarblijkelijk op toenadering aan.
De Franschen stellen voor door Duitschland
eene oorlogsschadevergoeding aan de Russen
te doen betalen. Zoo put men Duitschland
meer uit en lokt men de Russen aan. Eigen
lijk vreezen de Franschen zeiallebei. Moesten
ze eens samenspannen, Polen werd gekrakt
als eene noot en de Franscrfen zouden niet
bestand zijn tegen zulke overrompeling. Men
vreest Duitschland toch meest. Daarom zou
Frankrijk de Russen begunstigetj. De Fran
schen zien met spijt en afgunst denkelijke,
ptactische houding van Groot-E^rittannië
tegenover de Sovjet, en zij vreezen met reden
dat de goede verhouding tusschen Engeland
en Rusland als den toekomstigen hoeksteen
der Russische sovjet-staatkunde zal zijn.
En dan zijn de Franschen geprikkeld. Zoo
ontstaat er eene strooming, die niet te ont
kennen Valt, ten gunste der Russen. Zou de
conferentie van Genua daar iets van onder
vinden?
Intusschen is hier in ons land ook de strijd
ontbrand in de pers over al of geen deelne
men dan de conferentie van Genua. Wat te
verwachten was is gebeurd. Twee kampen.
Eerst deze die zich blind kijken op Frank
rijk, de Fransch-getrouwén. Die vragen
nietIs het in ons belang daarheen te gaan
Die vragen: Gaat Frankrijk? Dit land gaat
liever niet. Dan verklaren die bladen zich
ook geheel en gansch tegen de Conferentie.
Lloyd Georges wordt door hen aangevallen
voor een droomer, een gevaarlijke idealist.
Poincaré volgens hen, dat is de staatsman,
die Europa sterk maken zal met zijne ontel
bare legers. Over ons eigen belang, hetwelk
zoo klaar vraagt dat onder de volkeren eene
overeenkomst tot stand zou gebracht wor
den om zich economisch te herstellen, daar
over geen woord.
keerde vader terug. De jonge vrouw was nu
spoedig bij tante.
Wel, 'k werd al benauwd, zei de oude.
Waar zit ge toch!
Thuis.,, tenminste bij vader en moeder.
Wel ja, zeg maar thuis, want naar de
villa moet ge nooit meer terug keeren. Louis
is er een voor de kogels van de BelgenEn
hij zal ze m'n ziele niet gestolen hebben.
Vader en moeder weten 't zeker allemaal van
dien Duitschen sloeberkommandant!
Ja, ja... En vader zei ook dat ik mij
door de wet van Louis moet laten scheiden!
Van eigen
Zoo spraken ze, tot er eensklaps geklopt
werd en een meisje van rond de twintig bin
nentrad.
Wel, Jozef-Maria.dat is Martiene!
riep Lotte verbaasd. Zijt ge te Becelare
weggejaagd
Nichte, mag ik hier slapen? vroeg de
bezoekster.
Van eigen, m'n keppe! Maar wat is er
gebeurd?
Niets bijzonders...
Ja, doe eerst uw mantel en hoed af en
zet u... Dat is Godelieve... maar ge kent
elkaar niet... 't Is Martiene... een nichtje,
maar een ver... en toch haar moeder en ik
zijn goede kennissen gebleven. Zet u kind...
Wel, wel, dat is op 't onverwachts, hé. En
wat is er nu, meisje?
Wel, ge weet, dat onze George soldaat
is... We hebben nu gehoord, dat hij krijgs
gevangen zou zijn in Holland.
in Holland, m'n ziele?
Ja, geenterneerd noemen ze dat... Een
van de geburen heeft een brief gehad. En
't stond er in, Gedrges zou daar al van Oc-
De andere partij redeneert. Zij Utjfc kent
den toestand. Ze weet al wat er gebeurd is.
Ze leeft echter voor de toekomst, niet voor,
noch door het doode verleden. Ze begrijpt
dat verstandhouding noodig is in een
werelddeel, dat zoo nauw samenhangt,waar
alle draden zoo dooreengeweven zijn. Ze
wil naar Genua om redding. Niet omdat
Engeland naar Genua wil, al stelt men
Engelands streven op allerhoogsten prijs.
Neen, om ons, omdat de noodzakelijkheid
der conferentie zich ook naar ons opdringt.
Belgie moet naar Genua gaan, zelfs
wanneer Frankrijk weigeren zou. Dan ware
de Europeesche toestand meteen slag opge
klaard en traden we, met vastberaden stap,
aan de zijde der zelfstandige, vrije volken
de conferentiezaal te Genua binnen.
(Volgens het Internationaal Overzicht
van De Standaard.)
Opvolger van S VtNÜEN BERGHE.
Berttoipla?ts, 8, (Kleine Mart^,
Over de hervorming van het leger en de
vervlaamsching der Hoogeschool heeft het
huidige Ministerie Theunis geen stand ge
nomen. Het zijn eigenlijk twee klippen waar
tegen het broze ministerieel bootje wel had
kunnen in splinters vliegen.
Alle beslissing hierover wordt aan het
Parlement overgelaten zonder, dat de hoofd
minister zich aan een punt zal verbinden,
zonder iets op te dringen en dus zonder de
kwestie van vertrouwen te stellen.
De strijd om het militair vraagstuk be
draagt voornamelijk twee zaken de gewes
telijke indeeling met de daarbijkomende
kwestie van vlaamsche en waalsche eenbe-
den en ook nog de verkorting van den
diensttijd. De socialist Vandervelde heeft,
in de naam van zijnen groep, een wetsvoor
stel over den zes maandendienst ingediend.
Het is een bedrieglijk etiket dat er op is
want behalve de zes maanden dienst zijn er
nog terugroepingen onder de wapens.
Het socialist voorstel bedraagtgelijk
heid van diensttijd voor alle wapenen, te
rugroepingen mits vergoeding, gewestelijke
aanwerving en opleiding.
De katholieke oud-strijders onder de ka-
merheeren bestudeeren thans onder leiding
van M. Van Hoeck de legerhervorming en
zullen in 't kort met hun voorstel gereed
zijn.
De liberale Minister Devèze. zal eerst
daags het plan van militaire hervormingen
voorleggen in den Senaat. Hij hoopt dat
zijne oplossing erdoor zal geraken. Het is
nog niet in zijne bijzonderheden gekend
doch wij kennen genoeg dat heerschap om
te zeggen dat hij tegen gewestelijke indee
ling er tegen verkorting van den diensttijd
is.
Uit de berekeningen die gemaakt zijn
door de verklaringen van Kamerleden, is
men bijna zeker dat 't liberaal plan niet zal
gelukken en het is zoo goed of zeker dat
Mijnheeer Devèze en zijn ministerfrak zal
hij inschieten.
Het front heeft op zijn programma zes-
maanddienst met gewestelijke indeeling in
vlaamsche en waalsche regimenten.
De bespreking over de hervorming van
het leger zal zeer belangrijk zijn en wij ho
pen zelfs dat zij met de noodige kalmte zal
gevoerd worden. Het gaat in deze zaak over
ons hoogste nationaal belangonze zelf
standigheid en ons zelfbehoud.
De strijd zal gevoerd worden tusschen
deze die oordeelen daf elke vermindering
van den dienstiijd eenen aanslag op het va
derland is, en deze die in het leger een
militaristisch werktuig zien dat maar weinig
tegemoetkoming verdient.
Het zal erop aankomen eenen gulden mid
denweg te vinden waarbij de grootste zeker
heid voor het land gepaard gaat met een
last die zoo klein mogelijk is.
In de Kamerziting van 22 Februari be
sprak men de goedkeuring van de Fransch-
Belgische overeenkomst betreffende de
regeling van geschillen omtrent de bevoegd
heid in zake herstel van oorlogsschade.
Volgens de Belgische,evenals de Fransche
organische wet, wordt er geeischt dat hij,
die de vaststelling Ut herstel vraagt, Bel
gisch of Fransch burger zijn moet op het
oogenblik van de schadeloosstelling.
Zulks heeft, vooral onder de gevluchte
Belgen, veel moeilijkheden bijgebracht.
Tijdens de bespreking eener nieuwe rege
ling heeft M. Colaert er op gewezen, dat bij
de oorlogsverklaring, vele Belgen uit de
grensstreek naar Frankrijk uitgeweken
waren met have en goed, hetwelk vernield
werd bij den aanval op Hazebrouck.
Frankrijk heeft hen schadeloos gesteld
met schuldbrieven welke hier niet kunnen
verhandeld worden. M. Colaert vraagt of
het niet mogelijk zou zijn deze schuldbrieven
tegen Belgische rente-titels uit te wisselen
en de wet over het verlies van de titels aan
toonder, ook tot Frankrijs uit te breiden.
Guido.
tober zijn. Maar vader en moeder hebben
geen rust en ik ga nu zelf eens gaan zien.
Naar Holland
Ewel ja...
Maar dat is ver!
Niet zoo heel verre, nichte. Ik ben nu
al hier. Morgen tracht ik bij tante Louisa te
Torhout te geraken en overmorgen bij een
vriendinne, die te Brugge getrouwd is. En
daar zullen ze me wel naar de grenzen hel
pen. Vader is ziekelijk... en hij zal voorzeker
genezen zijn, als ik met goed nieuws weer
keer.
Ge durft!
Waarom niet! Zoo met tuiten en
endetjes zal ik er wel geraken. En vader en
moeder lezen voor mij.
Martiene sprak vol vertrouwen.
Hier bij 't front is het 't slechtste...
maar de soldaten zijn nu vertrokken, her
nam ze.
Zoo, te Becelare ook?
Buiten eenige ouderen... en tggen
't front zitten er genoeg, 't ls een wisseling.
Vannacht komen de nieuwe. Die zijn al in
't Houthulstbosch. Zoo vertelde er een, die
bij ons woont. Maar allah, ge komt dan toch
geen patrouilles tegen.
En hoe gaat het te Becelare, ge zit daar
toch nog slechter dan wij.
O, ja, 't deugt er niet veel.
Er is rond Iep'eren zoo wreed gevochten.
De Duitschers willen de stad, maar de En
gelschen sloegen hen ieder keer tërug. Als
wij 's avonds in huis zitten, zooals gij nu
hier, branden we geen licht... Dat is verbo
den voor de spionage. Maar 't is of de weer
licht altijd de kamer in 't vuur zet, dat is van
de kanonnen. En 't heele huis davert en de
In de laatste zitting der Scheidsrechter
lijke Kommissies werd de schade op le" Au-
gusti 1914, als volgt vastgesteld voor de
hiernavermelde geteisterden
STADEN.
Verbeke Henri Désiré en zoon
Debergh^O. We Vermeersch Jan
Rosselle Henri
Decadt Aloïs
Hoorelbeke-Verschaeve Karei
Vanthourhout Henri en kinders
Taillieu We Jan en kinders
Gesquieres Henri en kinders
Bouckaert Edouard Edmond
fr.
KEMMEL.
Beelekaen Hilaire
LOCRE.
Lamerant Camille
Covemaeker Aloïs
DRANOUTER.
We Gouwy-Cuvelier
WESTOUTER.
We Deforche-Knockaert
René Deconinck-Grysole
Delforche "Léon
WEST-NIEUWKERKE.
Leroy-Pauwelyn
Forgeville-Delbecque
WYTSCHAETE.
2365.
3010.
6585.
2240.
2090.
1450.
11525.
f 580.
5255.
2900.
2630.
5105.
4690.
1145.
6020.
4665.
3085.
485.
Raepsaet Florence en
Deroo-Stagier
Durieux-Montain
Rousseau Honoré
Deconinck 1910.
2590.
16985.
4705.
MEESSEN.
Woussen Louis
Caignie-Brion
Tittillion Odon
Sieuw Emile
1565.
735.
175.
4615.
VLAMERTINGHE.
Cauliez Omer 865.
Vandenbroucke Alphonse 209.
Braem Marre 3280.
Gouwy Emile 1925.
Goeman-Devos Henri 4015.
DICKEBUSCH.
Sohier René 1000.
Carnaer Emma landbouwster 2150.
D'Hellem Nestor metser 1890.
Vanoverberghe Jules Iandwerker 812.
VOORMEZEELE.
Van Eeckhoute Edmond daglooner 2295.
Van Slembrouck Raymond 3347.
van Zaterdag 18 Februari 1922.
VERSLAG
De zitting begint om 5 1/2 zeer stipt.
Acht toehoorders zijn aanwezig.
Al de gemeenteraadsleden zijn tegenwoor
dig uitgenomen M. Beheyt, schepen.
Na lezing en goedkeuring van het verslag
der voorgaande zitting, wordt er overgegaan
tot de dagorde.
le Punt. Stadsbegrooting voor 1922.
Uit de begrooting stippen wij enkel eenige
der bijzonderste punten aan
ONTVANGSTEN.
Opbrengst der markten en fooren fr. 35.000
id. Stadsschaal 5.000
id. Hoppepres 6.000
Aandeel der gemeente in de op
brengst van de bijzondere belasting
op de oorlogswinsten 16.000
vensters rinkelen. We liggen dikwijls te
schudden in ons bed.
Wij ook veel! zei Lotte. Maar mag ge
daar niet weg van Becelare?
NeenEn ook, we zouden niet willen
vertrekken... We hebben onze hoeve, ons
graan, ons vee en een mensch blijft zoo lang
als hij kan bij zijn goed, hé! 't Is een hard
leven, 't is waar, maar op den vreemde dolen
is ook ongelukkig. We moeten dikwijls in
den kelder vluchten.
Voor de bommen? vroeg Lotte.
En voor de granaten. We hooren ze
boven ons dak schuivelen. Er zijn al burgers
dood... Verleden week nog een gebuur die
met kar en paard naar 't land reed. Een
granaat ontplofte en de boer en zijn paard
waren aan stukken vermorzeld.
Wreed riep de oude vrouw. Maar dat
is geen leven! Ik liet alles in den steek en
vluchtte weg.
Je zegt dat, nichte... maar we zijn daar
ook niet in een keer ingekomen... dat ging
met een dag achtereen.Zoo verergerde het
gedurig, maar ge wordt aan 't gevaar ook
een beetje gewoon. En was, ge dan nog maar
meester in huis... Soms hebt ge niets te ver
tellen. Er komen Duitschers aan en ze moe
ten al de kamers hebben, halen strooi nit de
schuur, leggen de bossen op de vloeren en
slapen er. En in de keuken en op 't hof ko
ken en smoken ze en, zonder wat te vragen,
pakken ze hout en kolen, en een zwijn uit
't kot of wat kiekens en hanen... en ze staan
ons dan nog uit te lachen. Wij meester hier,
treiteren ze. Domme Belgen, om krieg te
machen met Duitschland. leper hebben we
zien branden.
(Vervolgt.)
i