Volgend Recht op Antwoord
11 November
Engeland in de
Internationale Warboel.
Waakt op uw Kiesrecht!
werd aan dan verintwoordalijkan Uitgem
van Ter Zega b taegeatuurd
46.
WEEKBLAD 25 CENTIEMEN.
ZONDAG 14 NOVEMBER 1937.
NIEUWS- EN NOTARIEEL AANKONDIGINGSBLAD VOOR POPERINGHE EN OMSTREKEN
GEBROEDERS DUPONT
AANKONDIGINGEN
OPGEPAST
IDEEN EN DOCUMENTEN
DRINKT KING STOUT
\7' MAk. NUMMER
SAZET TAN P0PER1KGBE
ABONNEMENTEN
Jaar, per post16 fr.
Congo 25 fr.
Frankrijk25 fr.
Amerika30 fr.
Losse Nummers 0.25 fr.
Men abonneert op alle belgische
postkantooren.
De postabonnenten in Belgie, die van woonst
veranderen, moeten dit aangeven in 't post-
bureel dat ben bedient, en niet aan ons.
Bij elk schrijven naar inlichtingen wordt
men beleefd verzocht een postzegel voor ant
woord te voegen.
Uitgevers-Eigenaars
Yperstraat, 2, POPERINGHE.
Postcheck 484.59 Telefoon 180
Ieder medewerker blijft verantwoordelijk
voor zijne bijdragen. Bijdragen in te
zenden tegen Donderdag middag.
Kleine berichten tegen den Vrijdag middag.
Naamlooze ingezonden artikels worden in
de scheurmand gegooid.
Per regel 1.00 fT.
(minimum 3.00 fr.)
Rouwberichten minimum 5.00 fr.
Bijzonder Tarief voor Notarissen en Deur
waarders. Voor dikwijls te herhalen se-
klamen, prijzen volgens overeenkomst.
Alle aankondigingen zijn op voorhand te
betalen.
De traditie wil dat wij op 1 1 No
vember een vredesartikel neerpen
nen..
Van jaar tot jaar wordt het moei
lijker op dien dag met luchtig gemoed
over vrede te schrijven.
1 1 November... Dag van vrede
Eenmaal geweest, ja 1918
En toen was er uitbundige vreugde
overal, toen blonk er blijde herleving
in aller oogen... Het doet thans nog
deugd daaraan te denken...
Helaas 1 die tijd is lang voorbij.
En nu
De vrede leeft nog slechts als een
heilige relikwie in het hart des volks
voort.
Mooie artikels worden er nog wel
over den vrede geschreven, geestdrifti
ge wenschen worden geuit, krachtdadi
ge eischen gesteld...
Maar 't lijken allemaal woorden,
woorden, woorden...
Het volk wenscht en de regeeringen
doen hun goesting...
Het volk is onwetend van den wa
ren toestand, het wordt gefacineerd
met mooie leuzen...
Het volk ligt verdeeld, het volk lijdt.
En de regeeringen draven door.
De regeeringen zijn in de eerste
plaats niet bekommerd om den vrede,
maar wel om de handhaving van hun
hyper-nationale belangen daarvoor
moet al de rest buigen.
Alles wordt ervoor gemobiliseerd,
de harten, de geesten, ja tot de gewe
tens toe.
Voor den staat is geen offer te groot.
Buiten den staat geen heil.
Wee hem die den staat een haar in
den weg legt
Iedere staat wil heerschen en aan
beden worden...
De staat ontziet voor zijn dienst zelfs
niet het bloed van zijn volk
Niet heerschen moet de staat, maar
dienen Dan alleen kan hij van zijn
burgers loyale dienstvaardigheid ver
wachten en vrede oogsten.
Och, de af te leggen weg is nog zoo
wijd.
Als 1 I November er iets zal toe bij
dragen om den waren weg te vinden,
dan is er reeds veel gewonnen...
G. v. B.
Het is uiterst moeilijk zich aan den
indruk te onttrekken, dat de internatio
nale toestand de laatste dagen, vooral
in Engeland, wat donkerder beoor
deeld wordt.
Het zou zeker overdreven zijn als
men beweerde, dat de Britsche open
bare meening zenuwachtig is gewor
den noch de Duitsche perscampagne
in Engeland, noch de Spaansche ver
wikkeling, noch de redevoeringen van
Hitler en Mussolini, noch Shanghai,
Hebben den Engelschman uit zijn even
wicht kunnen slaan. Zich bewust van
zijn steeds groeiende kracht ziet hij
toe, kalm en rustig. Wait and see.
Dat wereldrumoer gaat hem, eerlijk
gezegd, nog bitter weinig aan. Bijna
ongestoord kan hij zijn wereldhandel
drijven, en de enkele millioentjes, wel
ke hij nu bij de gebeurtenissen hier en
daar en overal verliest, zijn het gewo
ne seizoen-risico, dat elk keizerrijk te
dragen heeft ze beteekenen daarbij
bitter weinig tegenover de onmetelijke
rijkdommen, welke het Britsche rijk in
den loop der eeuwen vergaard heeft.
Engeland heeft maar één verlangen
ongestoord handel te kunnen drijven.
Welvaart te kunnen maken het heeft
bovendien levenservaring genoeg, om
ook anderen hun volle aandeel in die
Welvaart te gunnen, en zelfs er stevig
'.oe mede te werken, dat allen hun deel
krijgen. Het Britsche wereldrijk heeft
in tegenstelling met vele erg engnatio-
nalistische landen in Europa, geleerd
breed, in een wereldvisie te denken.
Het weet, dat er geen grooter gevaar
voor den vrede, en bijgevolg voor de
fustige ontwikkeling ook van eigen wel
vaart is dan ellende en nood en daar
om is het steeds te vinden voor confe
renties en besprekingen, voor overeen
komsten en bemiddelingen, welke met
Heel veel belangen rekening houden.
Voor 't oogenblik is dat onge
stoorde handeldrijven niet volkomen
veilig. In de Middellandsche Zee dui
ken telkens onderzeeërs, van onbeken
de nationaliteit op, welke handelssche
pen tot zinken brengen. In het Verre
Oosten is het zelfs in internationale
concessies van Shanghai geen rustig le
ven meer. Zoo is 't volkomen begrij
pelijk dat de verantwoordelijke Engel-
sche ministers beraadslagen om de ge
beurlijke bedreigingen.
Alhoewel de Japanners heel lang
zullen aarzelen voor ze de Engelschen
in hun groote basis Hongkong uitda
gen, laat Engeland niets aan het nood
lot over. Tot dusverre beoefenen de
Russen in Azie's Oostrand een opmer
kelijke verbazingswekkende terughou
dendheid waarachter wellicht geheim
zinnige bedoelingen en plannen schuil
gaan. Dat is de groote angst van Tokio
voor het onbekende. Het heeft zich
reeds in het weerstandsvermogen van
China deerlijk vergist, en nu wordt het
door een moordende angst gedreven,
dat het zich ook ten opzichte van Sov
jet-Rusland zal vergissen. Onlangs la
zen we nog in de bladen dat de Mika
do de Russische gezant bij hem ten
eten noodigde Maar wie, in het Verre
Oosten aan Sovjet-Rusland denkt, die
denkt automatisch ook aan Canton en
bijgevolg aan Hongkong.
Te Londen is deze koppeling van
gedachten natuurlijk nog veel sterker
dan in de overige wereld. En al ver
bergt men alle zorgen onder het ééne
woord Shanghai toch zullen daar
de gedachten veel verder gaan dan
Shanghai.
Er werd te Londen gezegd dat het
groote strategische plan van Japan er
op gericht was het binnenland van Chi
na volkomen van het kustgebied af te
snijden en te isoleeren. De Japanners
zouden de geheele kuststrook, tenmin
ste alle eenigszins belangrijke havens,
militair bezetten en duurzaam bezet
houden, op de eerste plaats om druk
op China uit te oefenen en vervolgens
om te voorkomen, dat er oorlogsma
teriaal langs de zee zou aangevoerd
worden.
Toch acht men 't daar uiterst on
waarschijnlijk dat Tokio dergelijke
plannen zou koesteren en daarom is
men van oordeel, dat met een derge
lijke mogelijkheid practisch geen re
kening behoeft te houden.
En toch is het aan Tokio toegedacht
voornemen lang niet zoo dwaas. Feite-
ijk is het een uiterst konsekwente
voortzetting van de politiek, welke de
Westersche mogendheden, een eeuw
lang in China gevoerd hebben. Eerst
toen door de politieke concurrentie
van Japan in China deze toestand ver
stoord werd, werd een andere methode
gevonden, waaraan Europa en Ame
rika zich nu vastklampen en welke zoo
krachtig mogelijk in het negenmogend-
heden-verdrag van 1922 werd vastge
legd de politiek van de open deur,
de rechtsgelijkerheid van alle landen
zonder onderscheid om handel met
China te kunnen drijven.
Daar ligt ook de kern van alle mo
gelijke conflicten tusschen het Verre
Oosten en het Westen. Het groote doel
van Japan is een politieke en economi
sche overmacht, zooniet in geheel Azie
te verwerven. De meest meeslepende
leuze der Japanners, voor dewelke ook
de Chineezen niet ongevoelig kunnen
blijven is Azie voor de Aziaten.
Of deze leuze nu werkelijkheid
wordt binnen tien, twintig of honderd
jaar, is een vraagstuk van het tweede
plan. Oosterlingen hebben niet zooveel
haast als overspannen, zenuwachtige
blanken van de Oude en de Nieuwe
Wereld. Maar zij houden ook steeds
hun ware doel scherp voor oogen ja
ren en jarenlang kunnen zij langzaam
aan, bijna onzichtbaar, zich vooruit
werken, tot zij eens de geweldige linie
bezet hebben, uit welke zij het groote
onophoudbare offensief tegen 't Wes
ten zullen kunnen ondernemen.
Wij gelooven niet dat de tijd reeds
rijp, de omstandigheden reeds gunstig
voor dit offensief zijn. En daarom is
het op zich zelf reeds twijfelachtig of
de Japanners voornemens zijn nu de
Chineesche kuststrook duurzaam te be
zetten. Het zou dan eerst tot een ver
klaarden oorlog tusschen China en Ja
pan moeten komen en zoover zijn we
nu niet. Maar bovendien zou Japan in
staat moeten zijn tegen allen, die voor
hun belangen zouden opkomen, de af
schaffing van de open-deur politiek
door te zetten.
Of Europa en Amerika, als Japan
zelfs nu het gevaarlijke avontuur zou
aandurven, is een onbeantwoorde
vraag. D. M.
Wij ontvangen volgend artikel, van Mijnheer Hilaire Lahaye, met
bede dit in ons blad te willen opnemen.
Mijnheer,
Ued. wordt vriendelijk verzocht vol
gend schrijven in te lasschen in uw
blad Ter Zege van Zondag 14 No
vember aanstaande, op zelfde plaats
en met zelfde letters en onder zelfden
titel zooals de rubriek Poperinge
verschenen in uw laatste nummer van
7 November 11.
Na kennis te hebben genomen der
5 eerste nummers van Rex ter Zege
gevoel ik mij zedelijk verplicht volgend
verzoek te richten tot de(n) anony-
me(n) schrijver(s) der Rubriek Po
peringe uit «Ter Zege Rexistisch
weekblad waarvan de verantwoorde
lijkheid U toekomt.
Niet het minste bezwaar heb ik tegen
het feit dat deze schrijver(s) wekelijks
mijne politieke overtuiging en werk
zaamheden zouden weerleggen,ja zelfs
ze op een cynische en komische manier
beoordeelen zouden. Al doen zij dit
op een wijze die getuigt van weinig
takt en eerbied van het beoordeelings-
vermogen van ons volk, dan nog, dit
laat mij volkomen onverschillig. 't
Vat kan maar geven wat het in heeft
De ketel verwijt den pot dat hij zwart
is en Wie wordt gevreesd die wordt
benijd zulkdanige spreekwoorden
volstaan om mijn overtuiging te vesti
gen nopens de beweging die U verde
digt. In dezen gedachtengang kan ik
daarom de(n) schrijver(s)die aan
mijne politieke persoonlijkheid weke
lijks twee sterke kolommen wijden,
niet genoeg aanmoedigen, dergelijke
goedkoope propaganda voor mij door
te voeren.
Een socialistisch weekblad voerde
vroegertijds ten mijnen opzichte een
gelijkaardige politiek, dewelke mij in
mijn politieke loopbaan uiterst nuttig
was. Maar de artikels die het socialis
tisch weekblad toen neerpende bleven
steeds vreemd aan allen onbeschoften
praat, bleven steeds ontbloot van alle
persoonlijke en gewetenskwesties.
Daarom na de verschillende artikels
reeds in Rex ter Zege verschenen,
grondig te hebben overwogen, richt ik
het dringend verzoek tot de(n) schrij
ver (s) van een dusdanige proza zich
aan volgende bepalingen te willen on
derwerpen
1 Dat hij, of zij, er zich voortaan
van zouden onthouden van ongegron
de aantijgingen, oneerlijke laster, dub
belzinnige bewoordingen ten mijnen
opzichte, ten opzichte van mijn familie
en gewetensleven.
2) Dat hij, of zij, er zich voortaan
van zouden onthouden mijn geloof te
belasteren. Vrijmetselaar ben ik nooit
geweest. Aan mijne kristene plichten
heb ik niet gefaald. Daarenboven heeft
Rex ter Zege het recht niet mijn
godsdienstige overtuiging te beoordee
len of te beschimpen.
3) Ik verbied aan dienzelfden of
zelfde schrijvers de eerlijke naam van
mijn betreurden Vader, overleden
Burgemeester Nestor Lahaye, nog lan
ger als stof te bezigen voor de zooge
zegde dramatische comedies uit het
land der zwijnen De nagedachtenis
van een eerlijk mensch beleedigen door
zijn daden en woorden onjuist voor te
stellen, daar heeft Rex ter Zege het
recht niet toe. Ofwel heeft men eerbied
voor de dooden, ofwel is men geen
mensch.
4) Hetzelfde geldt voor wat betreft
het inmengen in gelijkaardige drama
tische comedies van den naam van mijn
aan negentienjarigen leeftijd overleden
schoonzuster, Juffrouw Jeanne Van-
houtte.
De nagedachtenis van mijn goeden
Vader, van mijn zoo jeugdig aan het
leven ontrukte schoonzuster komen
mij te eerbiedwaardig voor, om maar
als aantrekkelijkheid dienst te doen in
de dramatische comedies van Rex
ter Zege
Het leed dat mij getroffen heeft bij
het afsterven van Juffrouw Jeanne Van-
houtte, geeft niet de minste aanleiding
tot spot, denk ik.
Het heengaan van Juffrouw Jeanne
Vanhoutte brak het leven van twee
brave menschen, twee plichtbeseffende
ouders. Het smartelijk leed van die
brave menschen, heb ik diep, zeer diep
medegevoeld, en daarmede den spot
drijven, ja daar walg ik van.
Heeren, Schrijver of Schrijvers der
Rubriek van Poperinge uit Rex
ter Zege overweegt goed mijne uit
eenzetting. Aan de hierboven aange
duide punten zult U stipt moeten vol
doen,
ZOO-NIET
zal ik onmiddellijk beroep doen op het
gerecht om U tot eerlijkheid te dwin
gen.
Nogmaals, Waarde Heer uitgever,
de hierbovene uiteenzetting is een
RECHT OP ANTWOORD, dat ik U
krachtens de perswet en in de voor
waarden door de Wet bepaald vraag in
Uw eerstvolgend nummer in te las
schen.
Met achting,
HILAIRE LAHAYE,
Liberaal Jeugdleider uit het Kanton
Poperinge-Rousbrugge-Meesen.
I
Nu de aanstaande gemeenteverkie
zingen stilaan naderen, denken wij het
geradig, de aandacht van de menschen
te vestigen op hun kiesrecht.
Het gebeurt inderdaad dikwijls dat
personen van gemeente veranderen
zonder de noodige formaliteiten te ver
vullen en heel verwonderd zijn te ver
nemen. wanneer de verkiezingen daar
zijn, dat zij niet op de kiezerslijsten
van hun nieuwe verblijfplaats opge
schreven werden, daar waar zij noch
tans sinds meer dan 6 maanden ver
blijven.
De fout ligt slechts aan henzelf en
kiezers of kiezeressen, die tusschen den
2 Januari en 20 Maart 1937 van woon
plaats veranderden, en die alle onaan
gename verrassingen willen vermijden,
raden wij aan de volgende regels aan
dachtig te lezen
Men weet dat om op de kiezerslijs
ten van een gemeente te kunnen wor
den ingeschreven, men minstens sedert
zes maanden in deze gemeente moet
gehuisvest zijn. De persoon, man of
vrouw, die slechts van 2 Januari tot en
met 20 Maart 1937 in de bevolkings-
j registers ingeschreven werd, kan echter
volgens artikel 5 der wet, van 1 5 April
1920, op voorwaarde dat hij ten laat-
Deie rubriek is bestemd tot het opnemen der argumenten welke wij aan ver «shitieude
bevoegdheden vragen uit te leggen aan de lezers van de Cazet van Poperinghe ten
titel van documentatie.
Deze artikels verplichten geenszins de gedragslijn van het blad en wij weerheudea sas
het recht deze desnoods in onze kolommen te kritikeeren.
De Korrespondenten van «Ideën en Documenten worden vriendelijk verzocht hun
bijdragen in te dienen bij den Heer Hilaire LAHAYE.
QUO VADIS ESPANA.
EEN KWAART UUR MET EEN VAN DE BRIGADE
CULTUUR EN ACTIE»
door Robert Aernaut, Antwerpen.
ste op 20 September 1937, zes maan
den domicile in de gemeente verwor
ven heeft, en dat hij natuurlijk de an
dere voorwaarden vereenigt, vereischt
om het gemeentelijk kiesrecht te be
zitten, zijne inschrijving op de kiezers
lijsten vragen aan het College van Bur
gemeester en Schepenen, op voorwaar
de dat dit ten laatste vóór 20 Novem
ber 1937 gebeurt.
Deze aanvraag moet gesteund wor
den door het bewijs dat de aanvrager
reeds zes maanden in de bevolkings-
boeken ingeschreven is, en anderzijds
moet hij natuurlijk kunnen bewijzen,
dat hij niet ingeschreven is als gemeen
tekiezer op de lijsten van zijn vorige
woonst, of dat hij als dusdanig ge
schrapt werd.
De nieuwe kiezerslijsten kan men
alle dagen nazien op het Gemeentese-
kretariaat, of in Ons Huis Yper-
stTaat, 1 1Poperinghe.
Onze kiezerslijsten bevatten 3862
mannelijke kiezers en 4119 vrouwelij
ke kiezers.
Gaat dus vandaag nog nazien of ge
op deze lijsten staat, want binnen één
maand is het te laat
NEO DE ALLERBESTE BALSEM TEGEN
DEN HOEST. Te verkrijgen in
de Apotheek LEUR1DAN, Bertenplaats, 8, te
Poperinge.
I. HENRICO DA S1LVA.
Henrico Argo da Silva... een naam die
klinkt als 't getokkel op een banjo in verge-
legen zwoele Zomernachten... een naam die
U denken doet aan Hidalgos, rustieke vee
drijvers... dansend lachende Carmens Hen- j
rico Argo da Silva... wat 'n herinneringen
wekt hij hij me niet op I... Doch 't zijn
enkel geen herinneringen aan 't zonneland
der Hidalgos en Carmens welke hij bij me
wekt... doch ook herinneringen aan een ou
den schoolvriend welke dien mooien naam
droeg.
Hier op de trein welke me, op dezen
verzengenden Zomerdag, naar een 200 Ki
lometer ver gelegen doel brengt... naar het
Noorden van Frankrijk... bonzen mijn ge
dachten op den zwaren rythme der locomo
tief naar dit doel, dat in de laatste dagen
gansch mijn gedachten ingenomen heeft. En
instinctmatig glijdt mijn hand in mijn vest
zak om er, met een gebaar, dat ik als een
automaat verricht omdat ik het de laatste
dagen zoo dikwijls verricht heb, een ver
frommeld papiertje uit op te diepen, waar
van ik den inhoud van buiten ken... doch
dat ik telkens herlees alsof ik er van ver
wacht dat het mij dingen zal vertellen die
er niet op staan doch die ik er in voel.
En het fijne aristocratische schrift waar
mede het papiertje bedekt i* en het land
schap rondom mij... troosteloos badend in
donkere rookwalmen die als rouwslierten aan
fabriekschouwen ontsnappen en zich oplossen
boven dorre akkers, doen mijn gedachten
verwijlen bij hem die mij, als een £oodkreet,
dit briefje schreef.
Ik zie zijn beeld verschijnen op het droeve
decorum van de Noord-Fransche streek. De
ze dorre vlakte herbergt Henrico Argo da
Silva... de mensch die eens droomde van een
Aardsch paradijs.
Ik zie hem nog voor me staan alsof het
gisteren was. En 'k herinner me... z'n git
zwarte beweegbare oogen, welke als zwarte
diamanten fonkelden onder een schedel die
bedekt was met een weelderigen haarbos vol
zachte zijdeachtige lichtspelingen. Doch ftet
zijn bijzonder de oogen die op mij een zoo-
danigen indruk gelaten hebben, dat ik, thans,
na I 5 jaren, de sterkte hunner blikken nog
aanvoelen kan. Zij konden U zoo doordrin
gend aanstaren... die oogen... alsof ze in
't diepste uwer ziel wilden gaan zoeken naar
hetgene er verborgen lag.
Het was onmogelijk in die oogen te kij
ken... en te liegen. Als zij U begluurden
kreeg men de gewaarwording dat zij uw
gedachtenloop onderbraken en hem afleiden
op de golvingen van zijn gedachten. Hypno
tisch vermogen wie weet Sterkte der
ziel dat in elk geval.
Want hij die die oogen bezat was de
rechtschapenheid zelve... Hij was de ver
persoonlijking van zielenadel gekweekt uit
naastenliefde... uit zelfverloochening... uit
navorsching der levenswaarheden.
Het was op de schoolbanken te Antwerpen
dat ik voor 't eerst den zonderlingen glans
dier oogen opving.
Henrico Argo da Silva... onder den schoo-
nen blauwen hemel van Andaluzie had zijn
wieg gestaan. Hij kon vertellen van zijn
schoon land alsof hij er was. En nochtans
had hij het slechts éénmaal aanschouwd.
Doch de herinnering was in zijn geest ge
bleven voor altijd... als het droombeeld zij
ner jeugd als het doel zijner verzuchtingen...
als een soort aardsch paradijs. De herinnering
aan dit mooie land had zich zoo diep in zijn
ziel gegrift dat den naam Andaluzie een nog
sterker suggestievermogen op hem bezat dan
de naam van Judea op de Joden.
Al wat een poëma kan inhouden aan
schoonheid... aan hoop... aan liefde, dit alles
weerspiegelden zijn oogen als hij het simpele
woordje Andaluzie uitsprak. Hij kon dit
woordje met zulk gevoel van verdoken, lang
begeerde wellust uitspreken, dat men op dit
oogenblik in hem de wilskrachtige persoon
die hij in feite was, vergat.
«Andaluzie» I... wanneer 's avonds onze
vroolijke studentenbende er naar d'haven op
uittrok, en wij toevallig in e'en of ander exo-
tisch-getinte drankgelegenheid verzeild ge
raakten, kon hij ons uren lang onderhouden
over zijn geboorteland. En toch was niemand
vroolijker dan hij. Niemand begreep beter
het woord vriendschap dan hij. Het was
hij die onze jonge bende ter vroolijkheid
leidde 't was hij die zachtjes wist te predi
ken wanneer een onzer zich aan de wetten
van de welvoeglijkheid vergrepen had... het
was hij eveneens op wiens sterken arm men
in crititche oogenblikken mocht rekenen.
Soms echter, kwam er bij Henrico een
klink in den kabel 't Gebeurde als we
gingen wandelen om te genieten van het ge
weldige epos van havenbedrijvigheid... wan
neer we er op uit trokken om onzen mach
tigen Scheldestroom te verrassen in een zij
ner mooiste oogenblikken... onzen majesta-
tischen grilligen stroom met zijn duizenden
begoochelingen... zijn schepen met hun blij
de opgewekte kleuren die U den aanblik van
een kaléidoscoop geven of soms, bij grijs
weer, zulke nostalgieke tonen weerkaatsen
dat men onwillekeurig denken moet aan den
zwaarmoedigen rythme van Hamaiaansche
muziek.
Op zulke oogenblikken voelde men dat
Henrico geen deel meer uitmaakte van ons
gezelschap. En dan vonden we hem soms
terug, droomend, met gespannen gelaats
trekken, op een meerpaal zitten, waaraan een
schip gehecht was dat naar zijn zonneland
vertrok.
Hoeveel uren had Henrico zoo in zijn
jeugd op die meerpalen gesleten... starend in
het niet... met vóór zich de levende herinne-
rrng aan zijn land... met tranen van wee
moed in d'oogen... tranen van verlangen
naar zijn Andaluzie
Arme jongen... kondt gij toen droomen...
hoe dit beloofde land U terug zou drijven
Kondet ge toen voorzien... arme stak
kerd... dat het schoone Andaluzie... het
Eden uwer droomen... U als een vod zou
terugwerpen op onzen bodem... met ver
minkte ledematen... en een doode ziel
Kondet ge toen voorzien... dat het land
der wellust Andaluzie voor LJ de hel zou
worden... waar U de marteling te wachten
stond van de berooving van het licht
Gij... Henrico... die op zoek getogen
waart naar de fijnste parelen van cultuur...
naar het wezen van leven en kunst... kondet
ge toen, in uw mijmerijen op uw meerpaal...
voorzien dat het schoone Andaluzie U eens
uit haar schoot zou stooten... met een ziel
vol gal... haat en verbeten sarcasme... in
plaats van schoonheid... en met een wonde
in het verstand... toegebracht door de mar
teling van te willen begrijpen... den onzin
van het leven... de onrechtvaardigheid van
het menschdom
Dit alles doorwoelen mijn gedachten hier
op den tt;ein die me naar hem... naar Hen
rico... brengt.
Gedurende vier jaren heb ik hem gekend.
Zijn vader José da Silva was toenertijd een
bekend reeder in onze stad. Henrico was het
licht van zijn leven. Als student in de rech
ten was hij een der schitterendste elementen
welke de Brusselsche universiteit ooit geher
bergd had. Toen hij zich volop voor zijn
doctorstitel voorbereidde gebeurde er iets
dat zijn loopbaan die tot dan toe een schit
terende belofte inhield, totaal afbrak en het
voorteeken zou worden van de gansche in
eenstorting van zijn leven.
Zijn vader stierf. Alhoewel op dit tijdstip
(1926) er goede zaken verricht werden door
de reeders was de financieele toestand der
familie da Silva niet schitterend te noemen.
De schoone schepen moesten verkocht wor
den. En de familie da Silva vertrok naar...
Spanje. Zij ging zich te Madrid vestigen,
waar zij een eigendom bezat. Moest er in
het hart van den armen Henrico toen nog
plaats geweest zijn voor een ander gevoel
dan een diepdoorvoeld^bn rouw, dan zou
Henrico stellig een juichtkreet doen weer
klinken hebben toen hij hernam dat hij ein
delijk naar zijn land van belofte mocht gaan.
Zijn vertrek was echter anders. Ik zal het
nooit vergeten.
De stoomboot Bellona onttrok hem op
een mistigen morgen aan onze vriendschap.
Zwijgzaam... alsof we een doode verge
zelden togen we allen te samen naar de ha
ven. Het is op zulke oogenblikken als dezen
dat een mensch zich een gedacht kan vor
men over den werkelijken gedachtenschat
die in zijn hersens voorradig is... over de
onmetelijkheid der begrippen die zich rond
om één enkel woord als woekerplanten vast
zetten... en van dat ééne woord een wereld
apart maken van gedachten waarvan mén
voorheen nooit de werkelijke kracht gepeild
heeft.
Het was in dit geval het woord vriend
schap waarvan ik de wondervolle betee-
kenis sterk van aanvoelde. Nooit zooals toen
had ik begrepen dat één woord een gansche
wereld van gedachten kon inhouden.
Sedert de dood van zijn vader hadden wij
den armen Henrico niet meer gezien. Hij
had zich opgesloten met zijn verdriet. Zijn
adelijke ziel wilde wel de genoegens des le
vens met ons deelen doch het verdriet nam
hij voor zijn rekening alléén.
Hij wilde onopgemerkt vertrekken en had
aan ons allen apart een hartroerenden af
scheidsgroet geschreven, dewelke ons moest
toekomen wanneer hij reeds weg was. Een
dienstboden-indiscretie had ons den brief te
voorbarig in de handen gespeeld... en groot
was Henrico's verwondering toen hij, vanop
het schip, ons aan zijn voeten, beneden op
de kaai, verzameld zag.
Er heerschte een ondoordringbaren mist
dat alles op de kade in een droeven sluier
hulde. Zijn silhouette teekende zich vaag af
boven de flanken van de Bellona die reeds
onder stoom stond.
Toen hij ons erkende bleef hij sprakeloos.
Enkel zijn hand schetste een beweging van
hem dewelke we goed kenden en dewelke
beteekende «Trek het U maar niet aan».
Van zijn oogen zagen we niets. Op zijn ge
laatstrekken konden we lezen... ze waren ons
door den mist verborgen. Doch een gevoel
van mensch tot mensch vertelde ons dat hij
weende. Toen de laatste kabel welke de
Bellona aan ons land verbond aan boord
geheschen was, volgden wij het schip dat
stilaan verdween als een spook in den mist.
We volgden het schip langsheen de slui
zen... zwijgloos,... tot aan den bocht te
Austruweel. Daar werd de silhouet van Hen
rico door den mist opgeslorpt.
De tijd... die geneesheer van alle kwalen
had spoedig de wond geheeld, veroorzaakt
door het heengaan van een besten vriend.
Wat wilt ge het leven gaat voorbij en
verslijt zelfs de heerlijkste herinneringen...
(wordt voortgezet)